UIT DE PERS.

423

ingelicht, dan zou de Japanner er in geslaagd zijn, een 15 a 20 tal jongelieden naar Japan mee te tronen.

Wat die Japanner is gaan zoeken en heeft gekregen, dat hebben wij ook noodig en dat hadden wij ook kunnen krijgen. Dat cle inlander van onzen Archipel zonder bijzondere redenen de voorkeur zou geven aan buitenlandschen krijgsdienst boven den onzen, kunnen wij niet gelooven. Indien het al gebeurt, dat hij er zich toe laat overhalen, in vreemden krijgsdienst te treden, terwijl hij ■- wij hebben hier het oog op de betere elementen, tot welke de Japansche hoofdofficier zich ongetwijfeld gewend heeft; met vermijding van de slechtere, waaruit tot dusver bij ons schepelingen werden gerecruteerd — er met aan zou hebben gedacht, inlandsch schepeling bij onze marine te worden, dan is clat ongetwijfeld omdat op zijn verbeelding is gewerkt, omdat het grootsche van een dreadnought-marine hem trekt. En dan komt daarbij dit heel voorname: dat de door Japan geworvene zich — ten onrechte — voorstelt, dat hij bij de Japansche marine eene, zij het bescheiden, maar clan toch eervoller positie zal innemen, dan bij onze marine. . Die goede elementen, waarvan enkele vertegenwoordigers zich naar den Japanschen zeedienst hebben laten afleiden, kunnen ongetwijfeld ook voor onzen zeedienst gewonnen worden. Wellicht werkt het denkbeeld der nog te bouwen dreadnoughts suggestief ... en overigens kan de oprichting van een school, gelijk in het ministerieele voorstel bedoeld, in verband met de andere voorgestelde verbeteringen iets goeds bewerken.

Een opleidingsschool i s iets wat tot de verbeelding van den inlander spreekt. Men heeft opleidingsscholen voor inlandsche ambtenaren, schoolmeesters, dokters ; krijgt men een opleidingsschool voor oorlogsmatrozen, dan zal reeds hierdoor de appreciatie van het beroep hoog boven het tegenwoordige peil worden gebracht. Maar dan moet die school er ook een wezen, die gezien en getoond kan worden, geen cursusje, gelijk men er wel heeft voor de opleiding van gewapende politiedienaren, zij moet daar staan als een vlaggemast, die men van alle streken van den Indischen Archipel uit kan zien, zinnebeeld van het belang, dat geheel Indië heeft bij een vloot, die zijn éénheid zal verdedigen.

De inlander kan, al voelt hij zich nu ook wel tot een marine als de Japansche aangetrokken, toch op den duur ook wel voor een Nederlandsche of Nederlandsen-Indische marine, welke de marine van zijn land zal zijn, leeren voelen. Hij is een mensch, wiens eigenaardigheden van die van ons,