430

uit de pers.

het zelfde van den dag op dag levende individu blijft en ze zocht verbetering der toestanden niet langs het pad, dat ze al eeuwen kent al miste ze cle kracht om het wat breeder te maken, maar langs een weg haar geheel onbekend. De S. I. beweging zou den kleinhandel van Mongoolsche in Javaansche handen doen overgaan. Er is zooveel over die beweging geschreven, ik wijs b.v. op de uiteenzetting daarvan door minister pleyte, dat ik hier slechts in herhalingen zou kunnen treden. Gerust kan echter verklaard worden, clat die Islamietische vereeniging volkomen fiasco heeft gemaakt, hetgeen wel niemand die den inlander kent, verwonderen zal. Overtuigend blijkt, dat hij zonder Europeesche leiding niet voorwaarts komt, nu hij voor het eerst eens de verbetering van zijn eigen bestaansvoorwaarden heeft aangegrepen. Eeicling heeft KrüMü noodig, wij zien het bij de S. I. beweging weer bewaarheid, leiding bij alles en het systeem van laisser faire, laisser aller" — onze minister van koloniën moge er zich bergen van voorstellen — dat we eens wilden toepassen, omdat de voorstanders van de etische richting kromo's onbenulligheid schuift op de wijze waarop wij onze voogdij voerden, waardoor het jonge vogeltje zoolang cle wieken gebonden bleven, tot het verleerd had te vliegen, dat systeem deelt in het fiasco van cle jonge vereeniging. Dat wij echter bij die leiding, bij die opvoeding een goeden tusschenschakel noodig hebben, is ons een weinig ontgaan, ofschoon we het wenschelijke daarvan altijd hebben erkend, waar het aanging den inlander te besturen. Wij regeeren hem door middel van zijn hoofden, laat ons streven zijn, hem op dezelfde wijze op te voeden tot een beteren landbouwer. Daartoe is het echter noodig, dat men aan de hoofdenscholen er zich niet toe bepaalt ambtenaartjes te kweeken maar moeten de leerlingen zoowel theoretisch als practisch worden onderlegd in alles wat met den landbouw samenhangt. Zouden deze pogingen ter verhooging van den volkswelstand resultaat hebben — en het dient gezegd: de regeering is in deze richting zoekende — dan is het toch een illusie te meenen, clat de groote massa ons daarvoor met een zekere dankbaarheid zou beloonen.

Die hebben wij echter ook niet direct noodig, maar wat wij wel behoeven, dat is de medewerking van een krachtigen intellectueelen inlandschen kern en wederom geloof ik daar niet aan in tijden van gevaar, die gebaseerd zou moeten worden op een ons verschuldigd clankbaarheidsgevoel. Slechts wanneer wij het Javaansche intellect kunnen overtuigen, dat de inlandsche belangen zoo lang parallel met de onze moeten