6oU

in memoriam.

de landingsdivisie naar den wal gezonden om volk, dat naaide overzijde der rivier gevlucht was, te vervolgen. Door den kommandant der „Onrust" werd hij gunstig vermeld wegens zijne houding bij het voorbijvaren en beschieten der zich met haar geschut verdedigende benting.

In het volgende jaar was de „Onrust" een der schepen van de expeditie tegen Djambi. Aan de troepen werd eene landingsdivisie toegevoegd, waarbij Gericke ingedeeld was. Na het nemen van een paar versterkingen bestormde de infanterie den versterkten dalem of keraton, doch werd afgeslagen ; bij een tweeden aanval nam de landingsdivisie daaraan deel en werd de plaats genomen. De kommandant rapporteerde dat de luitenants 2e kl. d. S. en gericke „steeds waren waar het gevaar het grootst was". Met andere officieren werd Gericke, 22 jaar oud, benoemd tot Ridder in de Militaire Willemsorde.

Na eenige jaren van verschillenden gewonen dienst, o.a. op het stoomfregat „Zeeland" en in Oost-Indië, werd de luitenant ic klasse Gericke in 1868 geplaatst op het wachtschip te Willemsoord, tot bijwonen van de lessen in de artillerie op het Koninklijk Instituut voor de Marine, om zich voor te bereiden tot officier-instructeur in de artillerie, de versterkingskunst en het landmeten, welke betrekking hem een jaar later werd opgedragen. Hij bleef hierin gedurende zes jaren en had daardoor gelegenheid om zich meer en meer te be^ kwamen voor den gewichtigen post, waartoe hij den ien Augustus 1875 geroepen werd : dien van Inspecteur over de Artillerie der Marine, waarin hij werkzaam was gedurende 10 jaren, slechts een jaar onderbroken door het bevel over het ramschip „Guinea". Aan hem danken wij de verwapening en bewapening van de schepen met het meest nieuwe geschut, die reeds in het eerste jaar van zijn optreden aanving, en de handhaving van het hooge standpunt waarop de Nederlandsche marine-artillerie zich steeds beroemen mocht.

De benoeming van den kapitein ter zee Gericke tot Mij