754

MILITAIRE GEREEDHEID.

als onze staatsinrichting maken het dus onmogelijk dat bij ons ooit de leiding van onze buitenlandsche politiek en die van onze strijdmacht in één hand kunnen komen. In plaats van dien éénen man moeten we nu een aantal mannen of een systeem stellen, daar het ontoelaatbaar is, dat een enkele afdeeling van bestuur, ook al beschikt ze over de meest ervaren raadgevers van de wereld, krijgsplannen zou samenstellen of een oorlog leiden gehéél op eigen gelegenheid. De eerste stap in de richting van zulk een systeem wordt nu door het „Congress" gedaan door de behandeling van een wetsontwerp, voorziende in de instelling van een raad voor nationale defensie („council of national defence"). Deze raad zal inderdaad moeten bestaan uit de ministerraad (Cabinet) en het „Congress", versterkt door ervaren militaire raadgevers. Ze is in de eerste plaats verantwoordelijk voor de vorming van doelmatige strijdkrachten, zoowel van leger als vloot, teneinde de bescherming, noodzakelijk voor de handhaving der nationale staatkunde, te verzekeren.

Tot nu toe hebben leger en marine hunne versterkingen aangevraagd, ieder met een eigen doelwit voor oogen, zonder veel op eikaars doel te letten. Niet alleen loopt er geen sterke zilveren draad van diplomatiek en militair bewust willen door het weefsel van ons militair staatsbeleid, maar zonder vrees van tegenspraak kan men zeggen dat zulk een weefsel zelfs niet bestaat.

Het wetsontwerp, noodig om deze fouten te herstellen, zit goed in elkaar. Punt 2 luidt :

Dat genoemde raad een algemeen staatsbeleid inzake nationale verdediging zal vaststellen en den „President" zal aanbevelen de maatregelen, die zij daartoe noodzakelijk en raadzaam acht, in het „Congress" te doen behandelen.

Ze stelt dus in de eerste plaats een nationaal militair staatsbeleid van vaste strekking vast, en beveelt daarna de voorziening in de daarvoor vereischte strijdkrachten aan.

De breed opgevatte en algemeene aanbevelingen van dit lichaam moeten de basis vormen van iedere werkelijke militaire gereedheid. Het heeft evenwel noch uitvoerende, noch administratieve macht, maar draagt een uitsluitend raadgevend karakter. Alleen als we de beteekenis hiervan goed begrijpen en hierin voorzien door dit nauwkeurig in de wet uit te drukken, zullen we de vorming van een „Aulic Council" a)

J) In 1804 beheerschte deze „Council" in Weenen, welke samengesteld was uit vele staatslieden en oude Oostenrijksche generaals, alle militaire zaken en ging zelfs zoover, dat ze details voorschreef aan den opperbevelhebber te velde, Aartshertog Karel. De gedenkschriften van