762

MILITAIRE GEREEDHEID.

zich uitgespreid heeft in de vorm van een Mercator projectie. Hier en daar hebben ernstige mannen gedeelten van dit wereldoppervlak geëxploreerd, maar nooit te voren heeft een kaart van het geheele gebied het licht gezien. De een heeft het verband tusschen oorlog en buitenlandsche staatkunde aangetoond en cle behoefte, die er bestaat aan een staatslichaam om ze met elkaar in overeenstemming te brengen, een ander pleitte voor een grootere vloot of voor hervorming van de marinewerven ; een derde heeft duidelijk aangetoond welke verbeteringen men bij de bestaande vloot kan aanbrengen, of hij heeft gewezen op het gewicht van hoogere militaire vorming, maar nooit te voren is het panorama van onze toekomstigsn vooruitgang zoodanig voor ons uitgespreid geworden, dat we het met één oogopslag konden overzien, nooit is er een volledig plan geweest, handelende over het werk dat gedaan moet worden, zoowel door het leger als door de marine en waarin het innige verband, dat daar tusschen bestaat werd aangetoond.

Deze volledigheid is het meest in het oog springende kenmerk van dit plan, maar indien men er naar streeft een dergelijk samengesteld onderwerp in zijn samenstellende deelen te scheiden, doet men goed zijn aandacht in het begin niet op het licht zelf te vestigen. Liever moeten we het laten vallen door het prisma van ons gezond verstand en het spectrum ervan bestudeeren, iedere samenstellende straal hierbij afzonderlijk beschouwen en over de vereeniging en samenstelling van hare bestanddeelen nadenken. Anders zullen we zonder gids zijn, onze zinnen zullen verblind worden door de details en zouden we onzen weg zelfs beter vinden indien we bewust in het duister bleven rondtasten.

Het eerste gedeelte van het plan bevat, wat we zouden kunnen noemen de inlichtingsafdeeling. Hier vindt men bij elkaar alle factoren, waaruit de „council of national defence" kan besluiten tot wat we in de toekomst aan strijdmacht noodig zullen hebben en de „joint plan-making body" kan er de gevolgtrekkingen uit maken noodig voor de beste verdeeling en het beste gebruik van onze tegenwoordige strijdmacht. Deze afdeeling is in de eerste plaats gegrondvest op een serie volledige studiën van ons eigen buitenlandsch staatsbeleid en dat van onzen vermoedelijken vijand. Het verband tusschen de in beide gevallen gevolgde staatkunde en den oorlog is zoo innig en treedt dermate op den voorgrond, dat de gegevens, hierop betrekking hebbende, de belangrijkste van alle zijn. Om ons buitenlandsch staatsbeleid tot uitvoering te kunnen brengen, moet men de