VOOR DE ZEEMACHT 1902"

55

Artikel 3.

Deze wet treedt in werking op den dag harer afkondiging.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Marine,

MEMORIE VAN TOELICHTING. Algemeene beschouwingen.

De ervaring heeft aangetoond dat de voor bevordering tot de hoofdofficiersrangen in de „Bevorderingswet voor de zeemacht 1902" ten aanzien van de bevelvoering gestelde eischen een beletsel vormen voor het in acht nemen van de noodige continuïteit in het bevel.

Zooals de ondergeteekende bij de behandeling der jongste marinebegrooting in de Tweede Kamer der Staten-Generaal te kennen gaf, heeft hierdoor de bestaande Bevorderingswet naar zijne meening geleid tot onderschatting van de beteekenis der bevelvoering, waardoor deze niet voldoende tot haar recht komt.

De bestaande wet generaliseert, stelt voor alle zeeofficieren dezelfde eischen en leidt, in verband met het beperkte varende oorlogsmaterieel, daardoor tot veelvuldige mutatiën; terwijl naar de meening van den ondergeteekende verbetering juist gezocht moet worden in het langer handhaven in het bevel van de daarvoor door hunne persoonlijke eigenschappen meest aangewezenen.

Anderzijds stelt de instandhouding van het zeeofficierscorps den eisch, dat bekwamen en alleszins geschikten officieren een zekere toekomst, d. w. z. in de toekomst een zekere positie, worde gewaarborgd.

Behalve bekwame bevelhebbers van oorlogsschepen, zijn voor den oorlogsdienst noodig de chefs van speciale takken van dienst, zooals den onderzeedienst, den torpedodienst, draadlooze telegrafie en kustbewaking, werfdirectie en dergelijke, betrekkingen, welke ervaring en ontwikkeling op zeer verschillend gebied vereischen en waarin de noodige continuïteit eveneens geboden is.

Is het voor de algemeene ontwikkeling van het zeeofficierscorps wenschelijk dat aanvankelijk in de subalterne rangen niet tot specialiseering voor de verschillende diensten wordt overgegaan, gaandeweg komt die specialiseering door individueelen aanleg en voorliefde vanzelf; het dienstbelang eischt dan dien aanleg zooveel mogelijk tot ontwikkeling te brengen en daaraan geen onnoodige belemmering in den weg te leggen door de Bevorderingswet.

Van deze grondgedachte is bij de thans ontworpen wijziging der Bevorderingswet uitgegaan.

Tevens is daarbij tegemoetgekomen aan reeds geruimen tijd in de practijk ondervonden moeilijkheden, voortvloeiende uit de samenkoppeling van de eischen „buitengaatsdienst" en „dienst op actieve oorlogsbodems" voor bevordering van luitenants ter zee der 1 ste klasse en waaraan slechts door tal van mutatiën, ten nadeele van den dienst is te ontkomen.

Eindelijk werd bij het aangeboden ontwerp rekening gehouden met de uitbreiding, die torpedodienst en onderzeedienst in de laatste Jaren hebben ondergaan, welke eenerzijds oorzaak werd dat de moeilijkheden, waarvan in het vorige lid sprake is, vermeerderen, anderzijds de behoefte