VOOR DE ZEEMACHT I902.

63

De wijziging van het vijfde lid (nieuw) houdt verband met de gewijzigde benaming van „inspecteur van den Marine-Stoomvaartdienst, met den rang van kapitein ter zee" en „inspecteur van den Marine-Stoomvaartdienst met den rang van kapitein-luitenant ter zee" respectievelijk in „hoofdofficier-machinist der eerste klasse" en „hoofdofficier-machinist deitweede klasse".

§ k. Het is duidelijk dat in het geval, in artikel 16 bedoeld, ook de bepalingen betreffende diensten op „actieve bodems", moeten kunnen worden buiten werking gesteld.

« /. De wijzigingen van artikel 17 behoeven, in verband met het voorafgaande, geene nadere toelichting.

% m. De wijziging van het tweede lid van artikel 18 is noodig in verband met de gewijzigde benamingen van hoofdofficieren en inspecteurs in de verschillende dienstvakken.

% 11, 0 en p. Het woord „zeedienst", in de artikelen 20, 21 en 29 voorkomende, is een beletsel voor de officieren der zeemacht om zich tijdelijk in vreemden krijgsdienst (geen zeedienst) te begeven. De oproeping van officieren voor Albanië heeft deze leemte aan het licht gebracht. Het wordt daarom wenschelijk geacht het woord „zeedienst" door „krijgsdienst" te vervangen, waardoor mede overeenstemming wordt verkregen met het bepaalde in artikel 12, sub c, der „Pensioenwet voor de zeemacht 1902" (wet van 9 Juni 1902, „Staatsblad" N°. 87).

Artikel 2. Overgangsbepalingen.

§ a. Zooals uit bovenstaande blijkt, zijn de eischen voor bevordering in sommige opzichten verzwaard. Voornamelijk is dit het geval met de eischen voor bevordering tot vlagofficier. Daaruit volgde de noodzakelijkheid om door het stellen van eenigszins ruime overgangsbepalingen de mogelijkheid van bevordering voor sommige officieren niet af te snijden.

Nauwkeurig is nagegaan tot welke categorieën van officieren de voorgestelde overgangsbepalingen zich moesten uitstrekken, in verband met het standpunt in de ranglijsten, het beschikbare aantal commandementen en betrekkingen van eerste-officier, en de eischen, waaraan nog moest worden voldaan.

Gezorgd is dat de officieren, op wie de overgangsbepalingen betrekking hebben, in geen geval aan mindere eischen zullen hebben te voldoen dan in de tegenwoordige bepalingen worden gevorderd.

b, c en d. Deze voorschriften zijn noodzakelijk in verband met de gewijzigde benamingen in de verschillende officierskorpsen en behoeven geene nadere toelichting.

Ter verkrijging van een overzicht van de in de bestaande wet aangebrachte wijzigingen legt de ondergeteekende hierbij over een exemplaar van de wet, zooals deze thans luidt, met daarnaast den tekst der wet, zooals die zal luiden na de eventueele vaststelling van de voorgestelde wijzigingen.

De Minister van Marine, J. J. RAMBONNET.