TEKST VAN DE WET VAN DEN 9 JUNI I902.

67

Artikel 4.

De diensttijd der officieren in eiken rang rekent van den datum van ingang hunner benoeming in dien rang of, wanneer die datum niet bepaald werd, van de dagteekening van het besluit dier benoeming.

De tijd, gedurende welken aan een officier verlof mocht zijn verleend ingevolge artikel 23 dezer wet, wordt niet als diensttijd in den rangaangemerkt.

Ouderdom van rang van officieren wordt, voor zoover hunne aanspraak op bevordering betreft, beheerscht door de plaats in de ranglijst. Artikel 5.

Voor eiken rang en voor elk dienstvak afzonderlijk bestaat eene ranglijst.

Behoudens het bepaalde bij het vijfde en bij het laatste lid van dit artikel en bij de artikelen 20, 23 en 25 worden de officieren in de ranglijst vermeld haar orde van den datum van ingang der benoeming in hunnen rang of, wanneer die datum niet bepaald werd, naar orde van de dagteekening van het besluit dier benoeming.

Bij benoeming tot den officiersrang van meer dan één persoon bij hetzelfde besluit worden zij gerangschikt naar de volgorde, door Ons bij de benoeming te bepalen.

Bij gelijktijdige bevordering worden zij in den hoogeren rang gerangschikt naar de volgorde van hunnen ouderdom in den vorigen rang.

Wij behouden Ons voor om, zoo Wij daartoe termen aanwezig achten,

i°. een officier, die voor bevordering is voorbijgegaan, omdat op het tijdstip, waarop hij voor bevordering in aanmerking kwam, door hem, tengevolge van omstandigheden buiten zijne schuld, nog niet voldaan was aan de eischen voor zijne bevordering gesteld, bij zijn latere bevordering zijne vroegere plaats in de ranglijst terug te geven ;

2°. hém, die voor benoeming- tot den officiersrang- is voorbijgegaan, omdat op het tijdstip, dat hij voor benoeming'in aanmerking kwam, door hem, tengevolge van omstandigheden buiten zijne schuld, nog niet voldaan was aan de eischen voor zijne benoeming gesteld, bij zijn latere benoeming tot den officiersrang eene hoogere plaats in de ranglijst toe te kennen dan hij naar orde van den datum van ingang der benoeming of naar orde van de dagteekening van het besluit dier benoeming zoude innemen.

De datum van benoeming in den rang van een officier, die stilstaande in de ranglijst tengevolge van het bepaalde in de hierboven aangehaalde artikelen, in die lijst komt te staan onder een officier met jongeren datum van benoeming dan de zijne, wordt voor wat zijn ouderdom in rangbetreft, geacht dezelfde te zijn als die van den onmiddellijk boven hem staanden officier.

Verkrijgt een officier tengevolge van eene gunstige beschikking als bedoeld bij het vijfde lid van dit artikel, bij zijn latere bevordering zijne vroegere plaats in de ranglijst terug, dan wordt voor wat zijn ouderdom in rang betreft, zijn datum van benoeming in den rang geacht dezelfde te zijn als die van den in de ranglijst onmiddellijk onder hem geplaatsten officier.

Artikel 6.

Onder bevordering wordt in deze wet verstaan de benoeming van den officier tot den hoogeren rang, onmiddellijk volgende op den rang, door hem werkelijk bekleed.

Artikel 7.

Om voor bevordering in aanmerking te komen, moet de officier, onverminderd de overige bij deze wet te stellen eischen, bij goed gedrag