148

handelingen der staten-generaal.

worden als te zijn weggeworpen. Nu ware het m. i. beter geweest als men was voortgegaan op den ingeslagen weg, maar niet meer bij wijze van proef, met de opleiding van inlandsche schepelingen op enkele vaartuigen, gestationneerd in verschillende deelen van den archipel, en dan na voorafgegaan schoolonderwijs.

Wanneer men dan daarbij meer gelet had op de hoedanigheid van de lieden die ter opleiding werden aangenomen, dan op de hoeveelheid, meer op de qualiteit dan op de quantiteit, dan had men op die wijze wellicht kunnen bereiken, dat wat velen beschouwen als een vooroordeel van de marine-officieren, zou worden weggenomen. Daarbij had men dan natuurlijk aan de opgeleide schepelingen, eenmaal in actieven dienst gesteld, moeten geven dezelfde soldijen als aan de Europeanen en ze op eenzelfde lijn moeten plaatsen. En men had geen gebruik moeten maken van aanbrengers. In het artikel van den oud-Minister Cohen Stuart, dat ik zoo even heb aangehaald, is evenals in het Voorloopig Verslag uitdrukkelijk gewezen op het bezwaar, aan het bezigen van die aanbrengers verbonden, terwijl de wenschelijkheid is uitgesproken dat uitsluitend gebruik zal worden gemaakt van de ambtenaren in Indië.

Mijnheer de Voorzitter! Ik stel mij natuurlijk van de resultaten van mijn opmerkingen niet veel voor. Ik hoop echter, dat de Minister mijn opmerkingen in overweging zal willen nemen, en waar hem deze kredietpost straks zal worden toegestaan niet te spoedig zal overgaan tot den bouw van een kweekschool te Makassar.

De heer Pleyte, Minister van Koloniën: Mijnheer de Voorzitter! De eerste van de geachte afgevaardigden, die naar aanleiding van dit wetsontwerp het woord hebben gevoerd, is geweest de heer Hugenholtz. Deze heeft gisteren als zijn meening te kennen gegeven, dat het voorstel, dat van de Regeering uitgaat tot oprichting van een kweekschool te Makassar voor inlandsche schepelingen zijn oorzaak vindt in de omstandigheid dat de vloot in de laatste jaren niet meer in voldoende mate met Europeanen kan worden bemand, en de geachte afgevaardigde heeft daaraan nog toegevoegd, dat de Regeering daarbij alleen heeft gesproken over aanvulling van het tekort, maar dat naar zijn meening de Regeering daarbij wel degelijk het oog had op een eventueele invoering van militie-marine. Ik ben zoo vrij op te merken, dat de geachte afgevaardigde de schets, die ik gemaakt heb, plaatst in een verkeerde lijst.

Het is inderdaad waar, dat de vraag of inlandsche schepelingen in het algemeen op te leiden zouden zijn tot geschikte schepelingen voor de vloot in Nederlandsch-lndië haar oorzaak heeft gevonden in de omstandigheid dat het met de aanvulling van het Europeesche personeel in de latere jaren minder vlot is gegaan dan vroeger.

Maar wanneer ik de zaak bekijk zooals zij behoort te worden bekeken, clan moet ik verklaren dat mijn voorstel tot de oprichting van deze kweekschool eigenlijk een geheel anderen en dieperen grond heeft. Ik heb reeds bij verschillende gelegenheden aanleiding gehad te verklaren, dat het mij voorkomt nuttig en noodig te zijn, dat de Indische rechtsgemeenschap leert te voorzien in haar eigen personeel-behoeften. Ik heb aangetoond, dat het de plicht is van het moederland om de Nederlandsch-Indische rechtsgemeenschap op te voeden tot zelfstandigheid en dat het in de allereerste plaats op den weg van het moederland ligt om in Nederlandsch-lndië voor den inlander de gelegenheid te openen zich tc bekwamen tot de verschillende ambten en betrekkingen die in Nederlandsch-lndië kunnen worden waargenomen en die thans naar mijn meening veel tc veel door Europeanen worden vervuld.

Wanneer men nu de voorgestelde kweekschool onder dit licht wil beschouwen, clan zal men toch aanstonds moeten erkennen, dat een