MEMORIE VAN TOELICHTING.

iSl

materieel der zeemacht aangetroffen. Zooals op bladz. 11 en 12 van de Memorie van Toelichting van genoemd wetsontwerp onder het hoofd „Vlootfonds" wordt aangegeven, zullen de kosten van nieuwen aanbouw, met uitzondering van die van het materieel voor hulpdiensten, in den vervolge uit het bij de Vlootwet in te stellen vlootfonds worden betaald. In overeenstemming daarmede worden op de begrooting van dat fonds voor het dienstjaar 1915 de noodige bedragen voor nieuwen aanbouw en voor de voortzetting van den bouw van het onder handen zijnde materieel aangevraagd, waarvoor beleefdelijk naar de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp tot vaststelling van laatstbedoelde begrooting wordt verwezen.

Inrichting der begrooting. Bij de samenstelling der begrooting is de mogelijkheid overwogen om haar in aansluiting en in verband met de op 's Rijks werven te Willemsoord en Hellevoetsluis met 1 Januari 1915 in te voeren bedrijfsboekhouding zoo in te richten, dat alle door het industrieel bedrijf dier werven uit te voeren werkzaamheden aan en ten behoeve van oorlogsschepen en andere diensten geraamd zouden worden met inbegrip van hun aandeel in de kosten van het industrieel bedrijf, d. i. derhalve zóó dat ten laste der begrooting de kostende prijs der werkzaamheden zou worden gebracht.

Daarvoor was gedacht om in plaats van de bestaande artikelen 15 (materialen) en 22 (arbeidsloonen) een voor zoover noodig onderverdeeld artikel op te nemen, waaruit de „Kosten van de oorlogsschepen" zouden worden gekweten; dat zouden derhalve zijn zoowel de kosten van aanbouw en herstelling door particulieren als de kostende prijs van herstelling, onderhoud en uitrusting door 's Rijks werven (t.w. materialen, arbeidsloonen en aandeel in de kosten van het industrieel bedrijf dier werven). In een ander begrootingsartikel zouden worden geraamd de bedragen noodig voor alle uitgaven te doen door en voor 's Rijkswerven, welk geraamd bedrag" dan buitenslijns verminderd zou worden met de bedragen, die in de begrootingsrekening overgeboekt zouden worden ten laste van het hooger bedoelde artikel „Kosten der oorlogsschepen" of c.q. andere artikelen der begrooting.

Tegen de uitvoering van het vorenstaande bestond echter het bezwaar, dat het ten slotte uitgetrokken bedrag op het nieuwe begrootingsartikel „Uitgaven te doen door en voor 's Rijks werven" te laag zou worden om daarop te kunnen verevenen de groote bedragen aan materialen en arbeidsloonen, die telkenmale aanvankelijk ten laste van genoemd begrootingsartikel zouden worden gebracht met de bedoeling om daarna door middel van overdrachten van bezwaar het artikel weder te verminderen met de bedragen die overgeboekt zouden worden ten laste van het artikel „Kosten der oorlogsschepen" of c.q. eenig ander begrootingsartikel.

Deze omstandigheid zou medebrengen, dat het op het begrootingsartikel „Uitgaven te doen door of voor 's Rijks werven" uitgetrokken eindbedrag herhaaldelijk belangrijk zoude moeten worden overschreden, waardoor, daar de Algemeene Rekenkamer niet tot de verevening van uitgaven zou kunnen overgaan, belemmering bij de uitvoering der begrooting zou ontstaan.

Besloten werd voorshands niet verder te gaan dan de daarvoor in aanmerking komende artikelen der begrooting te verminderen met de bedragen aan materialen en arbeidsloonen, die in of ten behoeve van het industrieel bedrijf op de Rijks werven te Willemsoord en Hellevoetsluis aangewend zullen worden, en in eenige nieuwe artikelen (art. 29a t/m 29^ onder hoofd D „Kosten van het industrieel bedrijf bij 's Rijks werven te Willemsoord en Hellevoetsluis") op te nemen de uitgaven