182 MARINEBEGROOTING VOOR HET DIENSTJAAR I915.

gedaan door en voor die industrieele bedrijven. Daarmede wordt beoogd de kosten voor die inrichtingen samen te brengen, ten einde later, bijaldien mocht worden besloten die werven aan te wijzen als Staatsbedrijven in den zin der wet van 16 Februari 1912 (Staatsblad no. 85), de artikelen 29a :/m 29?- uit de begrooting te kunnen lichten ter samenstelling van de begrooting van dat bedrijf.

Voorts zijn, in afwijking van de tot heden gevolgde wijze, een deel der kosten van den magazijnsdienst gebracht ten laste van de begroötingsartikelen, die op de kleeding en de voeding betrekking hebben.

Personeel. Verschillende maatregelen in het belang van het personeel werden voorbereid of kwamen tot uitvoering. De gelegenheid om den dienst op verzoek te verlaten werd verruimd voor diegenen, die door goed gedrag voor deze gunst in aanmerking komen en wier vooruitzichten in de burgermaatschappij eenigszins gewaarborgd zijn. Nieuwe bepalingen betreffende ontslagbrieven werden in het leven geroepen. Maatregelen werden genomen tot het tegengaan van venerische ziekten op de vloot. Instructeurs werden gevormd om schepelingen onderwijs te kunnen geven in slöjd, Het divisieverband werd in den dienst aan boord versterkt, zoodat officieren en kader steeds de wacht doen met de divisie waarbij zij zijn ingedeeld en daardoor meer aanraking met de manschappen hebben. Dc voorschriften betreffende de bevordering tot matrozen iste klasse werden zoodanig gewijzigd, dat waarborgen voor voldoende physieke ontwikkeling niet meer gezocht worden in een leeftijdsgrens, maar in bewijzen van lichamelijke geoefendheid; hierdoor kunnen de schepelingen eerder dan vroeger matroos der iste klasse en onderofficier worden. Wijziging van de opleiding tot machinist bij de marine en van de organisatie van het machinistenpersoneel werd, zooals nader uit deze Memorie blijkt, voorbereid. Voorts zijn in verschillende wetsontwerpen, welke bij de Tweede Kamer aanhangig zijn, maatregelen belichaamd, welke het personeel ten goede kunnen komen of in het belang der organisatie van het personeel noodig worden geacht, als: het wetsontwerp tot wijziging van de Pensioenwet voor de Zeemacht 1902; het wetsontwerp tot wijziging van de Bevorderingswet der Officieren van de Zeemacht en het wetsontwerp strekkende om in de organisatie en de wijze van aanvulling van personeel der zeemacht wijziging te brengen.

De van de machinisten geëischte ontwikkeling en de wenschelijkheid om het verloop te beperken, dwingen tot het bereikbaar stellen van den officiersrang op jongeren leeftijd dan thans het geval is, terwijl hieraan een wijziging van de opleiding gepaard moet gaan. Deze behoort er, naar de meening van den ondergeteekende op gericht te zijn, dat het wetenschappelijk peil der adspirant-machinisten bij het verlaten der opleiding zoo hoog is, dat zij alsdan tot officier kunnen worden benoemd, en dat door de bekwaamsten op de gelegde grondslagen kan worden voortgebouwd, wanneer zij c.q. worden aangewezen om zich aan de Technische Hoogeschool verder te bekwamen.

Om dit doel te bereiken, zal de opleiding van een driejarige tot een vijfjarige moeten worden uitgebreid, waarvan drie jaren op de marinemachinistenschool, één jaar op het varend materieel in Nederland en één jaar op het Koninklijk Instituut voor de Marine wordt doorgebracht. Na bij het Instituut afgelegd eindexamen worden de leerlingen tot officier-machinist der 3de klasse benoemd. Voor de vijfjarige opleiding zal f 800.— moeten worden bijgedragen. Gedurende den opleidingstijd wordt door de leerlingen zakgeld ontvangen; tijdens de inscheping wordt dit zakgeld verdubbeld en genieten zij tafelgeld. Het ligt in de bedoeling deze regeling reeds toe te passen op de thans bij de marinemachinistenschool aanwezige adspirant-machinisten. Waar die der iste