3i8

hoofdstuk vi der staatsbegrooting voor 1915.

nu toe is de directeur van de werf te Willemsoord geweest een ópperofficier, terwijl de technische leiding van die werf was toevertrouwd aan een hoofdingenieur. Toen ik verleden jaar gesproken heb over de scheiding der ambten van chef van materieel en directeur van scheepsbouw, heeft de Minister mij verwezen naar het buitenland. Het zij ook mij vergund den Minister nu naar het buitenland te verwijzen, want dan blijkt, dat men in Duitschland het ambt van directeur van een werf van zoo groote beteekenis acht, dat, toen in het jaar 1910 de viceadmiraal von Usedom, die directeur was van de werf te Kiel, zou worden opgevolgd door den kapitein ter zee Henkei, deze eerst een drietal maanden onder leiding van den vice-admiraal werkzaam was om in dc zaken ingeleid te worden. Dat geschiedt in Duitschland, waar een vlagofficier tot directeur van zoo'n werf benoemd wordt. Hier wordt tot directeur benoemd een luitenant ter zee eerste klasse. Ik zal nu het persoonlijke buiten beschouwing laten. Het kan zijn, dat die luitenant bijzondere qualiteiten bezit en daar zal ik niets van afdingen. Ik zal ook buiten beschouwing laten het vernederende — ik gebruik dit woord met opzet — dat er in gelegen is voor het korps ingenieurs, dat een luitenant eerste klasse geplaatst wordt als chef boven een hoofdingenieur van zooveel dienstjaren. Wanneer de Minister zeggen zal, dat hij dien luitenant in de gelegenheid gesteld heeft zich op de werf te Soerabaja en op particuliere werven te oriënteeren op het terrein van de techniek en van de leiding eener werf, dan is mijn antwoord daarop, dat dit ook mogelijk geweest ware met een hoofdingenieur. Men had een van de bekwame hoofdingenieurs kunnen nemen en hem kunnen detacheeren, ten einde zijn blik te verruimen en hem de gelegenheid te geven zich op de hoogte te stellen van de werkzaamheden aldaar.

Daar ligt ongetwijfeld voor het korps ingenieurs iets zeer vernederends in deze benoeming, maar ik zal dit verder buiten beschouwing laten. Wat doet nu echter de Minister ? Hij benoemt niet een luitenant ter zee, maar een burger. Hij maakt den officier eerst tot burger en plaatst dezen dan als technisch leider aan het hoofd van de werven. Ik meen echter, dat ook waar deze officier tot burger gemaakt is, men toch een officier tot directeur der werven benoemd heeft. Ik zal niet verder over deze zaak spreken, en ook geen stemming vragen over het artikel, maar ik wil er toch nog op wijzen, dat men ook in Amerika officieren aan het hoofd der werven had geplaatst, maar dat men daar juist in October van dit jaar er op is teruggekomen. De technische leiding van de werven heeft men daar opnieuw toevertrouwd aan constructors en engineers en wel om de ontzaglijke kosten, die de werven in Amerika met zich brachten onder de technische leiding van een officier. In „Schiffbau" van October 1914 kan men dienaangaande twee berichten lezen.

Ik ben vooralsnog niet overtuigd, dat deze benoeming, hoe voortreffelijk de eigenschappen van den tc benoemen luitenant ter zee ook mogen zijn, in het werkelijk belang zal zijn van onze werven te Willemsoord en Hellevoetsluis.

Dc heer Jansen (den Haag): Mijnheer de Voorzitter! Onder dc posten, die de Minister van de oorspronkelijke begrooting heeft teruggenomen, is tot mijn leedwezen niet begrepen dc post van directeur van de Rijkswerven, een post, die gesalarieerd zal worden mer een bedrag van f5000.— . In vroeger tijd, toen ons land nog in het bezit was van de werven te Rotterdam, Amsterdam, Hellevoetsluis, Willemsoord en Vlissingen, dus een vijftal werven, waarbij dan misschien nog moet worden gevoegd de werf te Medemblik, die indertijd ook bestaan heeft, is nooit sprake geweest van een directeur van 's Rijks werven. Toen