6

concertgever gecomponeerd. Welk werk dit was heb ik niet kunnen vinden. Dien middag trad „de jongeheer Joh. Bastiaans," toen 16 jaar oud, voor het eerst in het openbaar op met Bachs Toccata en Fuga in d-mol.

In het jaar 1867 was, grootendeels op Bastiaan's aanstichting, te Haarlem de „Bach-Vereeniging" opgericht. Het was de bedoeling der oprichters, Bach's werken meer bekend te maken; de vroegste programma's der uitvoeringen, die in de Groote kerk plachten gegeven te worden, waren dan ook uitsluitend uit compositiën van dien meester samengesteld. Den 28 Juli 1868 werden, bijvoorbeeld, uitgevoerd: Fantasia en Fuga in g-mol door Samuel de Lange, Preludium en Fuga in e-mol door J. B. Litzau, Passacaglia door Samuel de Lange Jr., Toccata en Fuga in d-mol door J. A. Klerk, en Preludium en Fuga in f-mol door Bastiaans, terwijl een koor gedeelten uit de Johannis Passion en de Matthaus Passion voordroeg. Ook een programma van 18 September 1871 is nog op deze wijze samengesteld. Toen werkten ook de heeren J. G. en B. Wetrens van Leiden als violisten mede en zong het koor twee motetten en het eerste deel van het Weihnachts-Oratorium. Maar de uitvoering van 17 October 1874, de laatste waarbij Bastiaans medewerkte, was reeds niet meer aan Bach alleen gewijd. De heeren E. Skalitzky en W. H. C. Schmölling speelden toen een sonate voor viool en orgel van Corelli, de bariton Goudal zong aria's van Marcello en Handel, en Richard Hol voerde een koor uit Samson op het orgel uit. Deze nummers, al waren zij dan ook niet van Bach, vielen niet te zeer uit den toon, vergeleken bij de werken van den grooten Sebastiaan. Na Bastiaans' dood verloor de Bachvereeniging echter meer en meer haar karakter. Wel liet zij haar leden steeds goede muziek hooren, doch haast nooit meer werken van den meester, naar wien zij zich noemt.

Bastiaans heeft zich, hierin met Bach overeenkomend, vrijwel uitsluitend aan de kerkelijke toonkunst gewijd. lederen Zondag geroepen, om het gezang der gemeente op het orgel te begeleiden moest hij er wel als van zelf toe komen, zich met dit gezang bezig te houden. In 1852 zag zijn „Vierstemmig Koraalboek voor koor en orgel, bevattende al de Melodiën der Evangelische gezangen" bij G. W. van der Wiel te Arnhem het licht. In 1863 verscheen een nieuwe uitgave bij K. H. Schadd te Amsterdam.

In de voorrede tot dit werk uit Bastiaans op de volgende wijs zijn bewondering voor de oude meesters.

„Onschatbaar zijn deze oude melodiën. Deze de eeuwen trotseerende gedenkstukken van diepen en ernstigen godsdienstzin zijn even bewonderingswaardig en even hoog verheven boven de compositiën der jongste tijden als de oude Gothische tempels boven onze nieuwerwetsche kerken. Als kerkmuziek zijn zij, op weinig uitzonderingen na, zóó onnavolgbaar, dat zelfs geen compositie der grootste meesters van lateren tijd het verlies van een enkele dezer melodiën zou