17

een anderen Geweldige, van voor vijftig jaren eerst, niet den spiegel, den waarschuwenden spiegel, waarin wij nu carricaturen zien, maar waarin anderen eenmaal onze drogbeelden zullen begluren, met lach en spot? — — — —■ — — — — Toch geloof ik met volle overtuiging aan eene reactie, al ware 't ook als intermezzo. De groote Zaaier, die diepe voren zal ploegen in het door Strauss vruchtbaar gemaakte veld, — hèm zal de toekomst-muze zeker brengen, maar... we zijn moe en stil, van klank en afgestompt liefelijksbegrip, van dreigende orkanen en verbijsterende bliksemschichten ën donderende lawinen; we snakken naar stille weiden en liefelijk kabbelende beken, en we zullen met dankbare tranen de bloemen groeten, die er ons, bescheiden zich ontplooiend, tegengeuren, suizelend de eenvoudige taal van 't harte. ...

2. Een Tannhauser Jubileum.

Op 7 Januari was het vijftig jaar geleden dat Tannhauser zijn feestelijken intocht deed in het Berlijnsche Hoftheater. Dat theater heeft zich tijd gegund, eer het zijne poorten voor den held opende: 19 October 1845 had de eerste opvoering in Dresden plaats gehad, dus elf jaren vroeger. Over die opvoering vinden we een en ander vermeld in het interessante boekje van Gustav Adolph Kietz, die zijne Herinneringen aan Wagner gedurende de jaren 1842—1849 en 1873—1875 mededeelt. Kietz verhaalt op de hem eigene eenvoudige, onopgesmukte wijze, dat na al de geruchten die in Dresden de ronde hadden gedaan, omtrent de buitengewone pracht en praal waarmede de Tannhauser zou worden opgevoerd, de zaal, trots zeer verhoogde entreeprijzen, tot op de laatste plaats gevuld was.

De ouverture en de Venusbergtooneelen gingen „eindruckslos" voorbij — zij boden het publiek te veel nieuws. Het septet in het finale, werd daarentegen met grooter bijval ontvangen en na het slot der eerste acte werd Wagner met de kunstenaars voorgeroepen. De tweede acte, met het duet van Elisabeth en Tannhaiiser, den Einzugsmarsch en den Sangerkrieg maakte grooter indruk, terwijl het verhaal van Tannhaüser's pelgrimstocht en het slot der opera slechts weinig in den smaak vielen.

Eerst na de derde opvoering werd het publiek warmer gestemd, en Wagner met geestdrift toegejuicht. Van langen duur schijnt die geestdrift toch niet te zijn geweest, en bij de critici en de bekende muziekgrootheden van dien tijd was het onthaal bijna zonder uitzondering vrijwel vijandig te noemen.

Het tekstboek had Wagner op zijn verjaardag, 22 Mei 1843, voleindigd, en twee jaren later was het werk gecomponeerd en geïnstrumenteerd.

„Hier hebt ge mijn Tannhauser, wie er leibt und lebt", schrijft hij aan den Berlijnschen uitgever Gaillard, „een Duitscher van het hoofd tot de voeten. Moge

2