60

Het beheerscht met beide andere liefdemotieven verder het geheele werk, is niet juist zeer voornaam te noemen, maar tenminste Goddank melodieus. Jochanaan stoot Salome terug. Het contrast drukt de muziek natuurlijk uit in onnoembare accoorden; — als een regel geldt het trouwens bijna in deze partitunr, dat accoorden met f en fis, g en gis, a en as steeds tegelijkertijd optreden.

Ik grijp op goed geluk drie maten: wellicht dat de lezer deze harmonieën doorgrondt ?

Het orkest (dat ondertusschen al deze ongerechtigheden merkwaardig weet te bemantelen) wordt steeds woeliger en hartstochtelijker „Lass mich deinen Mund kussen", roept Salome. Narraboth, de jonge Syriër, doorsteekt zich aan hare voeten. Zij let er niet op. „Lass mich deinen Mund küssen", klinkt het in de hoogste tonen, en de violen jagen het motief voort, hoorns, trompetten, bazuinen, het geheele orkest giert mede in eene liefderazenij, waar geen tweede voorbeeld van bestaat, waar Isolde's Liebentod een kinderliedje bij is. Jochanaan vloekt Salome; maar zelfs zijn heilig thema vermag nauwelijks het razende orkest tot bedaren te brengen ....

Eindelijk komt rust Herodes treedt op. Hij heeft een chromatisch toonladderthema, dat zich bij zijn optreden een half dozijn maal achter elkaar herhaalt.

Ik schreef vroeger reeds dat Strauss grilligheid van stemming door groote Herodes' sprongen in de stemvoering en herhaaldelijk verwisseling van maat trachtte uit te drukken.

De Joden verlangen dat Jochanaan hen zal worden uitgeleverd: het beruchte quintet, (4 tenoren, 1 bas) is een sterk stukje naturalisme, — ook het jargon lijkt hier harmonisch (?) weergegeven.

Herodes ziügt zijne cantilene, die als begeleiding Salome's liefdesmotief heeft: