87

hovenavond plaats gevonden met mevrouw L. Veerman-Bekker en de heeren G. Veerman en E. Ferrée als solisten, die het tripel-concert ten gehoore brachten. De heer Veerman speelde de twee Viool-Romances. De ouverture Coriolan en de Pastorale-Symphonie waren de orchestwerken.

De heer W. Petri gaf zijne derde orgelbespeling in de Bemonstrantsche kerk, wederom voor een groot anditorium. Door hem werden werken gespeeld van César Franck, Beger en Bach. De dames M. van Bhijn, sopraan en H. Dubois, viool, zorgden deze keer voor afwisseling.

Het derde Stadsconcert van 20 Januari gaf als orchestwerken: Voorspel en Slot van Parsifal van Wagner — Aurore, Jour, Crêpuscule, Poême Symphonique van Carl Smulders en Schumann's Qenoveva-Ouverture. Jammer dat in den aanvang de stemming der blaasinstrumenten te wenschen overliet. Schumann's ouverture werd in een zeer vlug tempo afgespeeld.

De compositie van Smulders bevat schoone momenten. Het begin doet aan Wagner's Siegfried-Idyl denken. Het laatste gedeelte komt mij zwakker van vinding voor, wat aan den totalen indruk schade doet. Als solist werkte de heer Leopold Godowsky mede. De kolossale indruk dien hij vroeger hier maakte, heb ik deze keer niet zoozeer mogen ontvangen. Het instrument dat de solist moest bespelen was alles behalve mooi, en de Cadenzen in Beethoven's vierde pianoconcert waren voor mij te veel uit den stijl. De verschillende nummers in het tweede deel voorgedragen, van Schumann, Chopin en Liszt toonden echter beslist dat Godowsky tot de uitverkorenen onder de pianisten behoort.

Arnhem. Uit de vorige maand stippen wij twee Caecilia-concerten aan. Het eerste schonk ons, behalve eene uitvoering van Schubert's Unvollendete en Strauss' Heldenleben, de zeer gewaardeerde solistische medewerking van drie kunstenaars „van eigen bodem": Mengelberg, Timmner en Scheers, nl. in Bach's vijfde Brandenburgsch concert. En het tweede bevatte, naast orkestwerken van Brahms, Nicodé (Symphonische Variatonen) en Wagner, het tweede pianoconcert en een nocturne van Chopin benevens klavierstukken van Schumann en Liszt, welke Godowsky meer met verbluffende techniek dan met gevoeligheid voordroeg.

Het Bosé-ensemble dat op zijn soirée van 12 Januari quartetten van Haydn, Beethoven en Brahms speelde, ondervond gelukkig meer belangstelling dan bij zijn eerste optreden verleden jaar. Dit viertal praesteerde hooge kunst.

Op de matinee der Orkestvereeniging, 28 Januari, deden zich twee zangeressen hooren, de dames Anna van Otterbeek Bastiaans, alt (van wie al eens vroeger in dit blad werd gesproken) en Phine Lignac, sopraan, beide uit den Haag. Mej. B. heeft een dragend, vol en diep geluid, dat helaas tengevolge van een opkomende verkoudheid heesch was en zich niet liet hanteeren. Zij zong vier liederen van Leo Michielsen. Minder hoorde men hare indispositie in de duetten (van Nicolai, Tschaikowsky en Schumann) die ze met mej. L. voordroeg, en die door het publiek zoo werden geapprecieerd, dat een daarvan moest worden herhaald. De sopraanzangeres zingt helder en in alle registers egaal en zuiver, bovendien valt te loven de lenigheid waarmee zij het ademhalen beheerscht. Dit kon men vooral opmerken in de aria uit Mozart's opera II re pastore.

De St. Vincentius-vereeniging voerde 31 Januari, onder leiding van den heer J. J. Buygrok uit: Liszt's oratorium Die Legende von der H. EKsabeth. Orkest van de Orkestvereeniging. Solisten de dames Kappel en Dhont en de heer Th. Denys, wier goede eigenschappen men reeds lang kent. Even mag de aandacht worden gevestigd op de