98

Tartini heeft niet alleen door zijn voortreffelijke compositiën, maar ook door zijn geschriften over de stokvoering, de algemeene muziekleer en over de geluidsleer (hij was de uitvinder der comhinatie-tonen) groote beteekenis en leerlingen gevormd zooals Nardini en Pugnani, wiens leerling Viotti zich te Parijs vestigde.

Hiermede had de Italiaansche vioolschool zijn eindpunt bereikt en bracht Viotti, evenals voor hem Leclair, het meeste bij tot de ontwikkeling der Fransche school. Wel vindt men in Italië later nog de figuur van Paganini, doch dat was meer een op zich zelf staande verschijning.

Alvorens over de beteekenis van Leclair's viool-compositiën iets te zeggen, zij eerst een en ander medegedeeld omtrent de onjuistheden in de verschillende biografieën en lexica.

Op het onjuiste gegeven dat de vader van Leclair musicus bij den Koning van Frankrijk was, heeft men geconcludeerd dat hij te Parijs geboren zou zijn (Riemann noemt als zijn geboortedatum 23 Nov. 1687).

Nu is echter gebleken dat, onder de leden der verschillende muziek-corpsen, zooals de Chapelle-musique, bestaande uit zangers en instrumentalisten, de Musique de Chambre met de Bande des 24 violons, en de muziek van de Grande Ecurie, waarin trompetten, groote hobo's, trommels, fluiten (fifres) hobo's en musettes van Poitou, cromornes en trompettes marines opgenomen waren, de naam Leclair niet voorkomt, en ook in de Bande des petits violons van Lully was de oude Leclair niet.

Het is dus wel opmerkelijk dat de vader in verschillende biografieën ,un ce'lèbre musicien de Louis XIV" wordt genoemd. Die qualificatie is o.a. te vinden in ,1'Eloge de M. Leclair, musicien," voorkomende in „Nécrologe des hommes ce'lèbres" (1775). De Bernis, de schrijver van dat boek, maakt dus van den vader van den grooten violist een beroemd man, en aan hem wordt in den Bibliografisch-Biografischen Quellen-Lexicon de titel van «musicien de la Chambre" verleend.

Wel noemt Castil-Blaze, aan wien Robert Eitner, de schrijver van bovengenoemd boek, deze bijzonderheid ontleent, twee Leclairs die tot de Grande Bande behoorden, doch de een heette Guy en de andere Jean, dat heeft dus niets met den vader, die Antoine heette, te maken.

Doch er is meer. Uit nadere onderzoekingen is gebleken dat de vader van den violist te Lyon woonde en daar passementwerker was, en uit de registers van de parochie Saint Nizier te Lyon blijkt dat den 12«Jen Mei 1697, Jan Marie Leclair aldaar gedoopt is, na twee dagen vroeger geboren te zijn als „fils de sieur Antoine Leclair, maitre passementier en Benoite Ferrier sa femme."

Omtrent den naam Leclair of Le Clair vindt men in de „Varie'tés litte'raires" van Paul Saint-Olive eene anecdote uit de geschiedenis van Lyon, waarin mede-