122

ook een echte Oostenrijker is, en dat die compositieën wel de meer sprankelende lichtheid kunnen verdragen, zooals deze solist er soms aan gaf. Voorzeker was hij in het werk van Tschaikowsky nog meer in zijn element, doch dat Concert schijnt al wat verbleekt. Er was bij al de kleur waarover deze componist beschikt reeds iets zeer conventioneels in op te merken. Het grootste succes behaalde Petschnikoff echter met de voordracht van dit Concert.

Van het orkest vermelden wij nog behalve de schoone Mozart-vertolkingen de schitterende uitvoeringen van Tschaikowsky's Roméo et Juliette: Fantasie-Ouverture, Carnaval van Dvorak, Eerste Symphonie van Brahms, Eroica van Beethoven enz. enz.

De vierde Kamermuziek-soirée van Toonkunst bracht eene noviteit: Trio (opus 7) in Fis. gr. t. voor piano, viool en violoncel van E. Wolf-Ferrari. Het is een vriendelijke, aangenaam klinkende compositie, die aan de uitvoerders groote eischen stelt, waaraan door de heeren Böntgen, Flesch en Mossel op schoone wijze werd voldaan, doch die geen groote of machtige indrukken naliet. De andere werken konden wij niet hooren daar Dr. Ludwig Wüllner in de groote zaal een liederenavond gaf, waar hij eveneens noviteiten: zangen van Otto Vrieslander voordroeg.

Alvorens over Dr. Wüllner te spreken, willen wij eerst de andere instrumentale concerten behandelen, in de eerste plaats die van het Boheemsch Quartet waarvan wij er twee hoorden.

Den eersten avond werd na de vertolking van Smétana's bekend Quartet: Aus meinem Leben, dat weer schitterend werd gespeeld, doch dat — wat de klankverhouding betreft — wel eens schooner vertolkt is dan thans, een nieuw werk gespeeld van den Italiaanschen componist Leone Sinigaglia, die eerst in Italië bij Bolzoni en later te Weenen onder Mandyczewski en te Praag onder Dvorak studeerde. De componist, die tegenwoordig was, werd luide toegejuicht en moest op het podium verschijnen. Zijn Quartet heeft den indruk gegeven van groote degelijkheid en knapheid, maar in den langzamen satz heeft hij tevens blijk gegeven van iets persoonlijks. Zooals men weet komt de zwakheid eener compositie het spoedigst uit in een langzamen satz. Hierin nu verscheen deze componist ons het grootst en krachtigst toe. Doch ook de andere deelen maakten een zeer goeden indruk. Nu is het mogelijk dat met zulk eene vertolking de compositie zeer veel heeft gewonnen (bij eene première is het niet altijd mogelijk de waarde van het werk los te maken van het gehalte der uitvoering) en voorzeker had de componist zich geen betere vertolkers kunnen denken. Het is toch weer overtuigend gebleken, dat, hoe voortreffelijk ook vele der quartetten zijn, die wij in den laatsten tijd hoorden, de Bohemers toch de kroon spannen omdat zij, ook bij de geweldigste kracht- en temperamentuiting, toch altijd de schoonheid van klank zoo heerlijk weten te bewaren, hetgeen vooral in de noviteit en het bewonderenswaardig gespeelde Quartet, opus 41 no. 1 van Schumann bleek. Dit hebben wij ook weer hoog gewaardeerd bij den Beethoveuavond die deze kunstenaars daarna gaven, toen zij het Quartet opus 132 (a. k. 1. t.) zoo indrukwekkend speelden. Wij vreesden dat het eenvoudige Strijktrio, in D. gr. t. (Serenade) uit Beethoven's eerste periode, daarna zou afvallen, doch dat was geenszins het geval. Op verrassende wijze wisten de drie kunstenaars: Hoffmann, Nedbal en Wihan dit werk weer voor ons te doen opleven, door een zoo bijzondere en tevens voorname vertolking dat de uitvoering een buitengewone geestdrift wekte. Met opus 59 no. 2 (e. kl. t.) werd deze buitengewone avond besloten.

Bij de derde uitvoering kon de heer Nedbal niet medewerken, hij werd, naar ik vernam, uitstekend door den heer E. Beneductus uit 's-Gravenhage vervangen.