158

EEN EN ANDER OVER THEATERPREMIÈRES.

DOOE C. V. O.

Nooit is het publiek beluster op theatergenot, dan in de feestweken, die de Kerstdagen, Oude en Nieuwe jaar en de Paaschdagen omvat. Berlijn is vol vreemdelingen, vol logés, verlof hebbende kadetten, vacantie nemende provincielieden enz., en de aandrang is zoo sterk, dat het veel diplomatie... of geld kost, wil men het equivalent van geld: — tijd — liever sparen.

Het is genoegzaam bekend welke welgestelde menschen, met dubbel ministersinkomen, de portiers van groote hotels zijn, die, verre van loon te ontvangen, integendeel vaak een groote som aan den hotelhouder moeten betalen, om hun ambt te mogen uitoefenen, maar weinige ingewijden weten, hoe goed de bureaulisten der grootere Berlijnsche theaters het hebben. Hunne bezoldiging bedraagt slechts 'n 150 M. in de maand, en toch heeft er één 'n mooie villa in Schlacbtensee, de ander een villa in Halensee, de derde een huis in Berlijn ... ra, ra, hoe komt dat! Dat komt, wijl het Berlijnsche publiek verzot is op premières. Weken vooruit heet het reeds: geen plaats meer te krijgen, maar voor de favorits, die altijd gaarne klaar staan met 'n paar tientjes die zij in de hand van den alvermogenden man achter de tralietjes laten glijden — 'n kistje fijne sigaren gaat ook nog — zijn er altijd nog wat fauteuils of loges over. En nu kan men zich „blau argern", zooals de Berlijner zegt, dat een of andere rijke poen zich met alle welbehagelijkheid in zijn parketfauteuil installeert, terwijl zelfs de pers, tenminste de buitenlandsche, 'n paar zolen kan verslijten, alvorens eenig resultaat te verkrijgen, — wil zij niet meê doen aan dat omkoop-systeem — men kan zich „blau argern" . . . maar vecht maar eens tegen zulke misbruiken! Met de opera is het in zeker opzicht nog erger, al is daar ook geen kwestie van omkoopen. Daar kan men van den beginne af aan alle hoop opgeven, tenzij men meêdoet aan een of ander clubje dat op zijn kosten een Dienstmann engageert, die dan al van 10 uur 's avonds zich voor de kas installeert die 's morgens half 10 opent!! Dat zwijgende troepje opkoopers, bibberend van kou, groeit met elk uur aan ; daarom is het zaak er vroeg bij te zijn; tegen drie, vier uur 's nachts komen er steeds nieuwe liefhebbers bij; zorgzame echtgenooten brengen warme koffie, 'n komfoortje met vuur, om zich aan te warmen, men kampeert zich eenigszins, zoo goed en zoo kwaad als 't gaat op 't plaveisel, steeds wantrouwend en bevreesd dat een indringeling de duur veroverde plaats zal innemen. ... Dan schemert, flauw, de dageraad, de uren worden geteld, tot, eindelijk, met een algemeene kreet van verlossing, de zware deuren zich bewegen en openen. En