174

Het is zeer te waardeeren dat men zulke compositiën tracht bekend te maken, en zeker had Dresden zich moeielijk een beteren partner kunnen denken dan Carl Plesch; Hij zal niet alleen hem, maar ook de andere leden dezer kamer-muziekvereeniging zeer dankbaar zijn geweest dat zij aan hem en aan zijn werk zulk een schoone gastvrijheid hebben verleend.

Een goede daad was ook de weder-uitvoering in het Concertgebouw van de Symphonie Aan mijn Vaderland van Bernard Zweers, die, dank zij de beteekenis dezer compositie en de voortreffelijke uitvoering onder Mengelberg, weer zeer werd gewaardeerd. Deze Symphonie is ons reeds ongeveer zestien jaar bekend en dus valt er geen nieuws meer van te zeggen. Na zoo langen tijd komt men echter eenigszins anders tegenover zulk eene compositie te staan, doch ook nu heeft mij vooral de tweede satz: op het land, weer geklonken als een meesterstuk van conceptie en bewerking. Hiermede zij niet gezegd dat de andere deelen dat niet zijn, maar persoonlijk blijf ik voor dit gedeelte het meeste voelen.

Tevens maakte zich een gevoel van weemoed van ons meester. Na Zweers' Symphonie zijn nog ontstaan zijn Beyen tot Vondel's Gysbreght, doch ook dat is reeds vijftien jaar geleden. Na dien tijd heeft hij wel een paar gelegenheidsCantates en enkele liederen geschreven, doch reeds lang, veel te lang, hebben wij een nieuw groot opus van dezen nederlandschen componist gemist. Toen die beide werken gecomponeerd werden, verkeerde Zweers nog in zijn „Sturm und Drang Periode." Iemand die in dien tijd reeds zulke werken vermag te schrijven, laadt daardoor de verplichting op zich meer te geven, omdat hem zoo oneindig veel gegeven is. Zou het waar zijn dat Zweers tevreden is met die beide scheppingen zijner jeugd? Wij kunnen het niet gelooven. Wie weet of de weder-uitvoering van zijne Symphonie hem niet er toe brengt, op hetgeen hij reeds geschonken heeft, voort te bouwen.

Dit zijn de voornaamste concerten die wij hebben te melden, omdat ze nieuwe toonwerken brachten.

De andere kunnen in het kort worden gememoreerd.

In de eerste plaats vermelden wij het 138e Concert der Maatschappij Caecilia, waar het orkest op voortreffelijke wijze de Jupiter-Symphonie van Mozart, de Ouverture Tannhauser speelde en ook een zeer goede vertolking van Beethoven's Vijfde gaf, al bereikte die niet de hoogte zooals wij vroeger wel eens mochten hooren, en waar Carl Plesch op ideaal-artistieke en technische wijze het D. dur Concert voor viool van Mozart speelde.

In het Concertgebouw trad als soliste mevrouw von Kraus-Osborne op, die andermaal door haar heerlijke stem, schoone beheersching van haar orgaan en muzikale voordracht de hoorders in verrukking bracht. In de aria uit de Cantate con stromenti van Handel, met de nieuwere orkestbewerking van Francke, had de stem in de hooge tonen soms iets scherps, doch in de liederen schonk zij onverdeeld