216

Ook het bedrag der schoolgelden steeg in dit tijdvak voortdurend:

ln 1896 f 14,821.35

„ 1898 „ 16,651.25

„ 1901 , 21,177.55

„ 1904 . „ 22,915.—

„ 1905 „ 24,057.50

Dat ook de belangstelling van het publiek in het Conservatorium steeds grooter werd, bleek uit meer dan één feit.

De toeloop tot de jaarlijksche einduitvoeringen, die tot 1899 in het lokaal „Diligentia" werden gegeven, werd zóó groot, dat de zaal niet meer voldoende bleek te zijn om alle belangstellenden te bevatten, zoodat de Commissie besloot, die uitvoeringen in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te geven, hetwelk op de bedoelde avonden tot de laatste plaats bezet is.

Maar ook bij de Voordrachtsoefeningen in het Conservatoriumsgebouw, waarvan er in den regel 5 of 6 per jaar geven worden, is steeds een talrijk en belangstellend publiek bijeen.

In het voorjaar van 1905 werd het Conservatorium vereerd met het bezoek van H. M. de Koningin-Moeder, die met belangstelling het onderricht in de verschillende klassen gadesloeg, zich door de Commissie van Toezicht en den Directeur aangaande de regeling van het onderwijs liet inlichten en ten slotte eene voordrachtsoefening der orkest-klasse in de orgelzaal van het gebouw bijwoonde, waarmede H. M. bijzonder ingenomen was.

Verschillende kunstvrienden gaven kostbare instrumenten en muziek aan de school ten geschenke, en wijlen de heer C. H. Coster, die in 1902 deel uitmaakte van de Commissie van deskundigen bij de jaarlijksche examens, was zóózeer ingenomen met den gang van zaken van het Koninklijk Conservatorium, dat hij zijne viool, een Petrus Guarnerius, legateerde aan een leerling, die, volgens de meening der Commissie van Toezicht, de beste zou zijn.

Na den dood van Nicolaï werd door eenige zijner vereerders een fonds gevormd, waaruit aan die leerlingen, welke in de muzikale compositie mochten uitmunten, een prijs werd toegekend.

Mr. C. Fock liet bij gelegenheid van zijn 25-jarig voorzitterschap der school (1904) een medaille slaan, die uitgereikt zou worden aan leerlingen, die zich bijzonder onderscheiden hebben.

Ook de rapporten der overige heeren, die gedurende de laatste tien jaren leden der Commissie van deskundigen waren, luiden zeer gunstig.

De namen dier leden zijn: De heeren S. van Milligen, J. Rijken, Frans Coenen, A. B. H. Verhey, C. H. Coster, George Rijken, Joh. Wagenaar, L. C. Bouman, M. Heuckeroth, André Spoor, Ant. Averkamp, G. Zalsman, G. Veerman, N. G. Bouwman, W. Robert.