2od

dé opera te Mainz) op. Franke (Keulen) zat aan liet orgel, Kleinpaul (Altona) aan het klavier. De Frankf.-Ztg. hoopt dat alle groote koor-vereenigingen zich Chrysander's werk ten opzichte van Handel zullen ten nutte maken, en heeft daar wel verwachting van, daar verschillende dirigenten uit den vreemde, die op het feest tegenwoordig waren, verzekerden dat zij dit voorbeeld wilden volgen.

Isalberti is te Berlijn opgetreden in het Theater des Westens als Louis Spanoff in Giordano's „Fedora". Schmidt schrijft in het Berliner Tageblat: „Een goede keus was deze rol, in zoover als er minder bel canto dan dramatisch levendige zan» voor vereischt wordt. Daarin ligt de kracht van Isalberti, die buitengewoon veel „Ausdauer" en hartstocht heeft. Voor lyrische rollen in den ouderen stijl zou zijn tenor te weinig weekheid en buigzaamheid bezitten, hoewel hij een zeer aangenaam klinkend piano doet hooren als hij mezza voce zingt. Glanzende hooge tonen heeft hij, ook muzikaal schijnt hij te zijn, naar de reinheid der intonatie en zijn sterk gevoel voor rhythme te oordeelen. Als tooneelspeler verraadt Isalberti nog den beginner, door zijn temperament laat hij zich tot overdrijvingen meesleepen, zoowel in mimiek als in gebaren. Nog staat hij niet boven zijn partij, maar hij kan een rijp kunstenaar worden. Er zit uitbeeldingskracht in hem. De gast veroverde de sympathie van het publiek en ontving na het dankbaar tweede bedrijf den verdienden uitbundigen bijval.

Van het Schwnann-feest te Bonn seint Leopold Schmidt aan het Berl. Tagebl. o.a. dat de koren van de Faust-muzieh, die geheel werd uitgevoerd, door prof. Grüters goed waren ingestudeerd, maar de tempi werden te langzaam genomen. Messchaert als Faust, Felix von Kraus als een karakteristieke Mephisto traden op den voorgrond. Het werk vermoeide, niettegenstaande de enkele schitterende schoonheden. Prof. Joachim leidde het Philharmonisch orkest uit Berlijn en de uitvoering van de Es-dur-symphonie. Den tweeden dag werden de symphonie in b, de ouvertures van Genoveva en Man/red en het concert voor vier horens uitgevoerd. Het orkest liet door een deputatie een krans brengen naar Schumann's graf. Aan prof. Joachim werd door de Bonner-zangvereeniging een serenade gebracht. In Heidelberg, waar Schumann korten tijd studerde en den stap uit de juridische wetenschap naar de kunst deed, heeft de Bach-vereeniging, onder leiding van prof. Ph, Wolfrum, hem herdacht met een liederen-concert en een avond van kamermuziek. Lula Mijsz Gmeiner zong liederen, o. a. den cyclus „Frauenliebe und Leben"; het Heermann-quartet uit Frankfort a/Main heef tquartetten, en, met Wolfrum, het klavierquintet voorgedragen. Over Schumann's ziekte — hij stierf, naar men weet, vóór een halve eeuw in de inrichting voor zielsziekte te Endenich, in de nabijheid van Bonn — verschijnt binnenkort een geschrift van den Leipziger psychiater P. J. Mobius. Deze betoogt dat Schumann's buitengewone begaafebeid een soort raadsel is, daar zijn beide ouders onmuzikaal waren. Men zou aan atavisme willen denken, maar indien bij zijn voorvaderen eenig bijzonder talent voor muziek aanwezig ware geweest, zou de herinnering daaraan toch wel zijn bewaard gebleven. Aannemelijker schijnt 't, Schumann's genialiteit te beschouwen als een teeken van abnormale vorming. Tengevolge van aangeboren aanleg — zegt Mobius — is Schumann krankzinnig geweest en hij acht 't zeer onwaarschijnlijk dat bij de primaire ziekte progressieve paralyse is gekomen, zooals men tot nu toe algemeen heeft aangenomen.

Friedrich Klose, de componist der symphonie „Das Leben ein Traum" en der opera „Usebill", had in 1886 reeds, onder den indruk van het sterven van Liszt, een groote Mis (in D-mol) ontworpen. Tijdens zijn leerjaren bij Bruckner te Weenen heeft hij haar voltooid, in 1890. In een kleine kerk te Genève werd zij het daaropvolgend jaar ten gehoore