307

Inderdaad, wanneer er ooit in levensbeschrijvingen over een componist leugens zijn verteld, dan is dit zeker wel over Rossini geweest. Om hem juist te beoordeelen, moet men zuiverder bronnen raadplegen, en dat zijn voornamelijk zijne brieven, waarin hij zich getoond heeft gelijk hij werkelijk was, en die buitendien zoowel door de levendigheid der taal als door de oorspronkelijkheid en losheid van stijl een aangename lectuur zijn.

Reeds in 1868, aanstonds na den dood van den maestro, zijn er in Italië stemmen opgegaan, die de wenschelijkheid betoogden om van zijne talrijke brieven een oordeelkundig samengestelden bundel uit te geven, doch het heeft lang geduurd, voordat men daartoe is overgegaan. Wel kwamen er nu en dan in dagbladen of tijdschriften, of ook ter loops in biographieën, enkele brieven van Rossini te voorschijn (waarvan evenwel de echtheid soms zeer twijfelachtig was) en zag ook een enkele maal een kleine verzameling van die brieven het licht, doch eerst een paar jaren geleden (in 1902) zijn Italiaansche publicisten op het in 1868 uitgesproken denkbeeld ingegaan door een grootere en met vele aanteekeningen voorziene collectie in Florence uit te geven. *)

Aan stof was geen gebrek, want zoo Rossini als componist al vroeg de pen voor goed heeft nedergelegd, hij heeft haar tot in zijne laatste levensdagen ijverig gebruikt om met vrienden en bekenden te correspondeeren.

De brievenverzameling, waarop ik hier het oog heb, bevat 358 brieven, uit allerlei hoeken bijeengebracht: uit vlugschriften, uit levensbeschrijvingen, uit dagbladen, uit tijdschriften, uit bibliotheken, uit particuliere verzamelingen enz. Men kan er van alles in lezen; veel wat de belangstelling wekt en nieuw is, maar ook nu en dan dingen, die van minder beteekenis zijn of reeds bekend waren.

Wij bespeuren er o.a. uit, dat de componist van II Barbiere di Siviglia en Guillaume Teil een verbazend handig man van zaken was, die, waar het de opvoering of de uitgave zijner opera's betrof, het uitstekend verstond, voor zijne financieele belangen te zorgen; wij ontdekken sporen van zijne gastronomische neigingen en andere eigenaardigheden; wij zien hem, als een soort van impresario, zich onophoudelijk in contact stellen met de beste zangers en zangeressen van zijn tijd, om hen voor de opvoering zijner eigen werken te gebruiken of hen bij andere ondernemingen aan te bevelen; wij leeren hem kennen als een uiterst welwillend man, die niet ophoudt, jonge kunstenaars (componisten, zangers, virtuozen) het pad te helpen effenen; en — last not least — wij vernemen, welke zijne meeningen waren over de kunst, waarvan hij een zoo uitstekend vertegenwoordiger is geweest.

De eerste brief in de hierbedoelde verzameling is van 1812 en staat in ver-

*) Lettere di G. Rossini, raccolte e annotate per oura di Mazzatinti e Manis (FirenzeG. Barbèra editore).