312

eenigen tijd in Parijs op, waar hij zeer gevierd werd. Na zijn terugkomst uit Engeland (1824) bleef hij vijf jaar in Parijs, werd er benoemd tot directeur der Ttaliaansche Opera (welke betrekking hij evenwel slechts anderhalf jaar waarnam) en kreeg daarop een aanstelling als premier compositeur du Boi et inspecteur gènêral en France, een hoog bezoldigd ambt, dat zoo goed als een sinecure was. Voorts schreef hij enkele opera's, waaronder zijn meesterstuk Guillaume Teil.

In December 1829 verliet Rossini Parijs voor zeer langen tijd en kwam weder in zijn geboorteland wonen. Men zegt, dat hij ontstemd was wegens den geringen bijval, door het publiek aan zijn laatstgenoemde opera geschonken. Het is echter niet onmogelijk, en met het oog op den aard van Rossini zelfs zeer waarschijnlijk, dat de revolutie-verschijnselen, die toen reeds te Parijs in de lucht zaten en hem niet konden ontgaan zijn, de reden van zijn vertrek zijn geweest.

Rossini koos Bologna, de stad waar hij de eerste degelijke muzikale opleiding had genoten, tot zijn vaste verblijfplaats. Hij kwam er in de laatste dagen van December en behield er zijn domicilie tot aan het voorjaar van 1848.

Ook voor zijn vaderland braken eindelijk de woelige tijden aan. Italië werd niet minder dan andere landen door revolutionnaire bewegingen verontrust, en ook de stad Bologna bleef er niet van bevrijd.

In den avond van 27 April 1848 speelde een militair muziekkorps, dat de straten van Bologna doortrok om zich naar Lombardije te begeven, voor het huis van den beroemden tenor Donzelli, waar ook Rossini zijn woning had, een muziekstuk van den maëstro. Maar te midden van de toejuichingen, die losbarstten toen hij aan het venster verscheen, vernam men ook schel gefluit en vijandige uitroepen aan het adres van den ricco retrogrado (den rijken reactionnair).

Rossini en zijn vrouw waren daarover zoo verstoord, dat zij reeds den volgenden morgen Bologna verlieten en naar Florence gingen, vanwaar zij eerst in September 1850 terugkeerden.

Reeds aanstonds na hun vertrek had zich een geestelijke, pater Hugo Bassi, uit naam der stad Bologna schriftelijk tot den maëstro gewend en hem verzocht de beleediging te willen vergeten en terug te keeren.

Rossini antwoordde daarop den 2den Mei 1848 met een uitvoerigen brief. Hij toont zich daarin zeer gevoelig en erkentelijk voor den stap, door pater Bassi namens den magistraat bij hem gedaan, en zegt, dat reeds van zijn vroege jeucd af Bologna al zijn sympathie heeft gehad. Daar toch werd hij voor het eerst op degelijke wijze ingewijd in de geheimen zijner kunst. Te midden van de vele aantrekkelijkheden, welke de hoofdsteden van Europa opleveren en van de toejuichingen en eerbewijzingen, die hem daar rijkelijk ten deel vielen, waren zijne gedachten en zijn genegenheid steeds voor Bologna. En toen hij zich eindelijk uit het gewoel der wereld terugtrok, koos hij Bologna tot rustplaats en tot zetel