SPORT IN BEELD.

20

Portretten met de lens en met de pen.

De groeven in Blussé's gekoperden sport-kop lijnden zich tot 'n lach. Ik kreeg een echte

Hollandsche vijf. Dezelfde hand wees me 'n stoel. En z'n donkere stem, waarin wat licht kwam

van guitigheid, leidde het gesprek aldus in:

— Zeg nou maar, wat je van me wilt! Tusschen Blussé en mij is nog altijd een

typische band. Wanneer je de veertig bent gepasseerd, dan zingt er een groote bekoring in het verleden. Menschen van vroeger zijn je altoos sympathieker dan de nieuweling. Noem het 'n ouderdomskwaaltje .... maar het is zoo. En Blussé en ik ? Kijk, ik was nog 'n kleuter, toen mijn vader in Arnhem 'n kostschool had, en op die kostschool kreeg Blussé z'n opleiding voor officier. Toén kende ik hem natuurlijk niet. Maar nu ken ik hem beter. Om toén!

— Zeg nou maar, wat je van me wilt!

— Ik ga proces-verbaal opmaken, en begin dus met naam en leeftijd.

Hij zegde het, met de hand strijkend over de oogen (als dacht ie: we schieten toch zoetjes-aan op):

— In Den Bnel ben ik geboren.... 1870.. .. 12 December!

Den Briel! Waarempel — het is 'n geluk, dat op 'n zekeren eersten April de geuzen deze stad hebben heroverd. Nu is Blussé tenminste Hollander, en zijn roem was Holland's roem, en anders had ie misschien Blasco geheeten, en al even misschien was ie geen roeier geweest, maar toreador.

— Vertel me nou eens, Blussé, hoe kom je eigenlijk aan den naam van Blanus ?

Ik stelde deze vraag, want Blussé is inderdaad bekend onder dit pseudoniem, dat je onwillekeurig een paardenstal-parfum in de neusgaten drijft, en velen noemen hem zoo, en velen praten van hem als Blanus, en de meesten zullen niet eens weten, hoe die Blanus geboren werd.

— Nou — vertelde de geïnterviewde — ik wilde cavalerist worden, ik was op de Academie in Breda, en er was 'n paardenspel van Blanus & Dassie, een vreeslijk armoedig paardenspel, een paardenspel met anderhalve hit en anderhalve clown, en toen kreeg ik meelij met die menschen, ik hield een collecte voor ze, en omdat ik nou cavalerist wou worden, wat toch iets met paarden heeft uit te staan, en omdat ik me zoo voor het circus interesseerde, daarom hebben ze me vanaf die tijd Blanus genoemd. . . .

— Ben je geen cavalerist geworden ?

— Nee! Wel infanterist! Ik heb in Amsterdam bij het zevende gediend. Maar 't heeft niet lang geduurd. Ik denk: 'n jaar of vijf! In 1900 was ik er al uit. . ..

— En toen ?

/. J. J. Blussé.

— Toen heb ik boekhouden geleerd, ben ik bij Eijken Sluyters gekomen, en nu.... zit ik hier!

Dat „hier zitten", lezer, beteekent, dat de heer J. J. Blussé mede-directeur is van de Fa. J. D. Jn. Eijken Sluijters Jr., assuradeurs te Amsterdam.

— Heb je al vroeg aan sport gedaan ?

— O ja! Cricket, voetbal, zwemmen, hardloopen vóórdat ik naar de Academie ging.

In Breda was ik trouwens meester op alle wapens. In die tijd heb ik ook aan wielrennen gedaan, en op de oude Arnhemsche baan op Klarenbeek heb ik nog eens 'n eersten prijs gewonnen in 'n race voor Adelborsten en Cadetten. We reden op geleende fietsen van de bekende wielrenners uit die dagen, Gorter, Koning, Witteveen, Siep, Rademaker, en ik kreeg van Daam Fockema de Willemsorde in goud, die ik nog altijd heb. Dat was in 1891!

DEGENE, DIE IN DIT ARTIKEL WERD „GEPORTRETTEERD"!