25

Ik zie daar in de krant iets van 'n wegwijzer, met het woord „Attentie" er aan. Het advertentie-bureau, dat den eenigen officieelen gids voor de Olympische Spelen uitgeeft, waarschuwt tegen z.g. advertentiefuiken, blaadjes en bladen, die zich een semi-officieel tintje aanmeten of aanmatigen, en met dien schijn slachtoffers maken. Deze waarschuwing is zeer noodig en nobel, want het kwantum van deze azers is zeer groot, en ik wacht nog op het eerste officieele woord van het N.O.C. tegen dit misbruik maken van zijn naam. De eenige troost is, dat al deze reptieletjes na de Spelen zullen verdwijnen als sneeuw voor de zon.

Wat ik echter tégen deze waarschuwing heb, het is, dat zij de Olympische Spelen alweer als „Olympiade" aanduidt. Waarlijk, de waarschuwer kan er prat op gaan, dat hij slechts het officieele voorbeeld van het Comité Olympische Spelen navolgde, dat onverstoorbaar op z'n affiches den titel „Olympiade" deed verven. Een wonderlijke fout van deze insiders!

Inmiddels heeft deze fout half Nederland geïnfecteerd. Men spreekt zelden van de Olympische Spelen, en men spreekt bijna altijd van de Olympiade. Het is korter. Goed! Maar het is ook gekker dan gek. Want, wanneer wij dezen zomer een Olympiade krijgen, dan krijgen wij juist niets. Want een Olympiade is eigenlijk niets, tenminste als men het woord niet gebruikt voor de oude tijd-rekening der Grieken, die als Olympiade betitelden de 4-jarige periode tusschen twee Spelen.

Wij leven dus nu in een Olympiade, en, wanneer de laatste juichkreten ter eere van de Olympische Spelen in het stadion verstomd zijn, dan leven we wéér in een Olympiade. Alleen die maanden, dat er Olympische Spelen zijn, is er géén Olympiade. En zoo duidt men dus aan, wat er dan wel moet zijn, met den naam van wat er niet is, en eenige maanden later spreekt men weer van het verleden als van iets dat er was en dat er niet was, en dat er nu juist is gekomen.

Men gaat toch ook niet naar het circus, waarvan de tent nog niet opgezet is of die juist is afgebroken. En men gaat toch ook niet aan 'n glas zitten lebbelen, waarin nog geen borrel is of waaruit de borre juist in uw maag is verdwenen. Waarom wil men dan met man en macht de Olympiade hebben op het tijdstip, dat de Olympiade juist geëindigd is, terwijl ie pas weer begint, wanneer datgene voorbij is, dat men nu maar hardnekkig Olympiade noemt?

Houdt men vast aan deze verwarring, dan verwachte men morgen of overmorgen de Yankees en Finnen, en men verhure maar weer aan anderen de kamers, wanneer de Yankees en Finnen juist komen! En het Comité, het officieele, dat ook al mee leutert over een Olympiade, kan nu de poorten van het stadion al openstellen, en de mogelijke toeschouwers laten kijken naar metselaars en timmerlui, of aan de cassa gaan zitten, wanneer de laatste deelnemers verdwenen zijn.

Parbleu! Laten we nu ophouden met dazen! Nu nog is het de Olympiade, want het tijdvak van 4 jaar tusschen Parijs en Amsterdam is nog niet voorbij. Maar dezen zomer gaan we naar de Olympische Spelen, en als die voorbij zijn breekt wéér een Olympiade aan.

En nu mag alleen nog maar de beroemde Moos van de school antwoorden, wanneer meester hem vraagt „wat zijn Olympische Spelen, Moos?": een Olympiade, meester! ■

JOHN BUKS.

SPORT IN BEELD. Een trouwe menschen-vriend.

In de kynologische rubriek deze week de Sint-Bernhard! Deze kolos, dien men ook wel eens Alpen-hond noemt, is misschien wel de meest populaire onder de viervoeters. Omdat men allerlei legenden, wat trouw betreft, om hem heen heeft geweven, en ook, wijl deze wonderbaarlijke verhalen waar zijn!

Men weet, dat het beroemde klooster op den St. Bernhard-pas, een weg van 84 K.M. tusschen de dalen van de Rhöne en de Dora Baltea, daar in 962 door Bernhard van Mentone is gesticht. En men weet ook.

dat de monniken, in dat klooster woonachtig, al heel vroeg zijn begonnen met het fokken van de, evenzeer vermaarde, St. Bernhard-honden, die werden afgericht om verdwaalde reizigers in de sneeuw te zoeken, welke slachtoffers dan gratis door de monniken werden verpleegd. Vaak wisten en weten deze trouwe viervoeters, ontdekken zij een ongelukkige, door hun geblaf de aandacht te trekken en zoodoende een leven te redden. Maar ook vaak vindt men slechts lijken, die dan in het doodenhuisje van het gesticht worden opgebaard, en daar open en bloot blijven liggen, want zij zijn door de hevige koude niet aan bederf onderhevig.

In 1812 heeft het St. Bernhard-klooster een zware ramp getroffen. Toen kwam een geweldige lawine neer, en de helpers van den menschen in nood werden nu zelf slachtoffer. Alle teven kwamen toen om. Men heeft toen nog zien te redden wat er te redden was van het ras, en door kruising en veredeling is de tegenwoordige St. Bernhard ontstaan. Vooral de Engelschen hebben in dit opzicht veel gepresteerd, en kenners beweren, dat het huidig ras niet voor dat van vroeger onderdoet.

De monniken hebben — en dit is interessant — nooit langharige honden gebruikt bij het opsporen van verongelukten, want de haren dezer beesten zouden in de sneeuw zijn vastgevroren. Slechts de kortharige St. Bernhard werd de witte ruimte ingezonden, en de beroemdste van deze ploeg, n.1. Barry, wiens stoffelijk overschot men opgezet in het museum te Bern bewaart, heeft alleen al 40 menschen gered.

Aan de veredeling van het ras deden de monniken uiteraard weinig. Zij hadden slechts een gebruikshond noodig. De kynologen hebben tenslotte van dezen vernuftigen, trouwen hond ook een schoon dier gemaakt.

Eigenaardige methoden.

Bij den zesdaagschen wielerwedstrijd, die thans te Stuttgart in vollen gang is, rijdt onze landgenoot Van Kempen niet met zijn succesvollen partner Dewolf, maar met Frankenstein, terwijl de Belg uitkomt met Klaas. Deze eigenaardige methode wordt ook toegepast bij de sixdays te Breslau, waar Van Kempen start met Knappe als koppelgenoot, terwijl Dewolf rijdt met Tietz. Laatstgenoemde wedstrijd vindt van 17 tot 23 Februari plaats. Ook koppels als Girardengo—Binda, Knappe—Rieger zijn uit elkaar gerukt. Het duo Rausch—Hurtgen inmiddels is blijven bestaan. Vreemd! Meer dan vreemd! Als men dat nu nog sport noemt!