SPORT IN BEELD.

26

F

EUILLETON

door LEO LAUER

4,5 1 ■ (Vervolg.)

•. • Eindelijk de groote ontmoeting!

Eindelijk echter zouden beide cracks malkander weer eens vinden. De Amsterdamsche baan had een belangrijken wedstrijd uitgeschreven, en waar het in die dagen blijkbaar bar chique stond om titels enz. in het Fransch te laten drukken, kreeg deze race den naam van „Grand Prix de la Reine".

Een heel internationaal gezelschap van wielrenners was naar de Amstel-boorden gekomen. Eenige dagen van tevoren zag men er beroemdheden als Morin, Protin, Jaap Eden, Willy Arend — de Duitscher, die reeds in uitnemenden vorm was, en zelfs te Glasgow het wereldkampioenschap van Barden en Masson had gewonnen —, verder Singrossi e.a. traineeren.

De tribunes rondom de Willemspark-baan waren tjok-vol, toen de zeven series en de twee herkansingsritten begonnen. En de massa kon inderdaad van verrassingen genieten. Tenslotte werden de demi-finales als volgt ingedeeld: le. Protin—Weeck—Beisenherz, 2e. Jaap Eden— Singrossi—Jenkins, 3e. Arend—Meijers—Courbe d'Outrelon.

En nu de surprises! Lang niet altijd aangename voor ons, Hollanders! In de eerste halve beslissing begon de outsider Weeck al Protin te slaan. In de tweede had Eden heel weinig in te brengen tegen Singrossi. De eenige troost— en waarlijk, een prachtige — schonk Meijers door Arend op besliste wijze te kloppen.

Toen kwam de groote rit, welke uit zou maken, wie nog, behalve de winnaars voornoemd, in de finale zou starten: Jaap Eden, Protin of Arend ? En daar was tevens het lang verbeide treffen tusschen den beroemden Belg en den beroemden Hollander. Helaas! Wij mochten niet jubelen. Protin sloeg onzen landgenoot, nadat Arend, wegens coupeeren, was gedeclasseerd.

Dat de Belg tenslotte in volle conditie was, dat bewees hij door in de beslissing op fraaie wijze te zegevieren over Singrossi, Weeck en onzen nog jeugdigen Maastrichtenaar.

Protin for ever!

Naar Amerika!

Jaap Eden had het vaste voornemen, in den winter van 1897—98 weer op de schaats te gaan trainen, maar hiervan is, althans serieus, nimmer iets gekomen.

Hij wachtte dus maar de lente van 1898 af om zich aan zijn eenige sport-liefde te geven: de fiets! En dat hij in deze kringen nog geteld werd, dat bewijst het feit, dat de bekende Amerikaansche manager Tom Eek hem nog steeds zocht, en thans meer succes had bij Jaap.

Begin Maart trok hij met Eek naar het land van de dollars. In Eden's gezelschap waren nog eenige Europeesche renners, zooals zijn eeuwige vriend Gougoltz, Cissac en Lamberjack, en deze reden in den staat van de „Stars and Stripes" wedstrijden met krachten als Johnson, Tom Cooper, die dat jaar kampioen van Amerika zou worden, Keyser e.a.

Voordat hij op de piste in actie kwam, beleefde Jaap met zijn vrienden

nog eên, voor een wielrenner tenminste, hoogst eigenaardig avontuur. Onze stoere boy was, waarschijnlijk onbewust van den politieken toestand, met Lamberjack, Cissac en Gougoltz in de golf van Florida vredig aan 't zeilen. Het gezelschap werd echter door een Spaansch oorlogsschip, dat hen voor Yankees hield, aangehouden en krijgsgevangen gemaakt, want het was de tijd voor den Spaansch-Amerikaanschen oorlog. Eenige dagen bleven de heeren in de kluisters. Toen bleek, dat zij niet van Amerikaansche nationaliteit waren, en de Spanjaarden hergaven Jaap en zijn makkers spoedig weer de vrijheid.

De eerste race, welke onze landgenoot in den staat van Uncle Sam reed, was een handicap. Jaap vertrok scratch, maar kon het niet bolwerken tegen den eerst-aankomende, t.w. Freeman, wien hij 35 yards voorgift moest geven. Er werd over een afstand van 1 E.M. gestreden. Toen trok Eden naar Buffalo, en daar kon hij twee overwinningen boeken.

Veel succes had de Europeesche ster evenwel niet in Amerika, hetgeen o.m. moge blijken uit de omstandigheid, dat een vrij onbekend renner als de Franschman René hem klopte.

Van deze Amerikaansche reis is trouwens weinig bekend. Jaap reed tegen Gougoltz, reed tegen Major Taylor, die toen nog niet op volle kracht was. Interessant is de kamp met den neger echter gewis niet geweest, want in een werkje over hem van de hand van Paul Hamelle en Robert Coquelle wordt wel melding gemaakt, dat Taylor in die dagen races reed tegen Gardiner, Kimble, Tom Cooper, Bald e.a., maar de naam van Jaap Eden wordt zelfs niet genoemd.

De Hollandsche athleet had nög een ongeluk. Hij werd niet betaald. Zijn manager Tom Eek scheen overhoop te liggen met zijn finantiën, en Jaap kon naar zijn duiten fluiten. In zekeren zin is dit echter een geluk voor hem geweest. Hij kreeg spoedig genoeg van Yankeeland, en wilde repatrieeren. Hij had reeds passage besproken op de „Bourgogne". Alvorens te vertrekken, wilde hij toch nog wat dollars van Eek zien los te krijgen. Het liep op niets uit, maar.... het duurde lang. In dien tusschentijd was de Fransche steamer vertrokken. Jaap miste de boot. En. . . . den dood! Want de „Bourgogne" verging op die fatale reis met man en muis.

Jaap arriveerde wat later in Nederland. Wel zonder geld! Maar. . . . als levend wezen!

Het vervolg van zijn loopbaan.

Hogenkamp vermeldt als eersten start van Eden na zijn Amerikaansche tournée diens rijden in Antwerpen, waar ook Meijers van de partij was. Beiden brachten het slechts tot de halve beslissing, in welke ritten zij werden geklopt.

Dan wordt de „Grand Prix d'Amsterdam" (sic) op 13 en 14 Augustus 1898 vermeld, waarin onze sportsman al evenmin succes wist te boeken. Hij kwam niet eens tot de demi-finales, want in zijn serie werd hij door den Belg Prevot geëlimineerd. Er was bij deze gelegenheid nog een troost-wedstrijd, nl. een nummer, gereserveerd voor de renners, die in den „Grand Prix" niet geplaatst werden. Ook hierin had Eden geen succes, want in deze race over 1000 M. sloegen Guus Schilling en Gorter hem. Hogenkamp teekent hierbij aan, dat Jaap dus „een volkomen nederlaag" leed. Hetgeen niet te cru was gezegd!

Ja, Eden behoorde in die dagen zeer zeker niet meer tot de matadors, hetgeen ook gedemonstreerd werd door de Ween'sche wereldkampioenschappen, waarbij de afdeeling der professionals door den Amerikaan Geo Banker werd gewonnen, en... . onze landgenoot niet eens van de partij was.

Zulks was wel het geval bij de zg. Inhuldigingswedstrijden te 's-Gravenhage, waar Eden aan den start verscheen met krachten als Protin, Schilling, Houben e.a. In het nummer over 2 K.M. klopte de beroemde Belg, die inmiddels ook de halve mijl voor Schilling en Houben had gewonnen, Eden, die als tweede voor Schilling arriveerde.

Eden's gouden tijd was voorbij. Hij werd in het jaar 1898 niet eens vermeld onder de wielrenners, die 't meest verdiend hadden. De honoraria van een Bourillon (circa 50.000 gulden), van Tom Linton (23.760 gulden) en Arend (10.755 gulden) — om de voornaamste te noemen — heeft hij gewis niet benaderd.

Up and downs!

Wij schrijven 1899.. . .

Het was het berucht jaar, waarin de A.N.W.B. zich van het renwezen afscheidde, en een nieuw lichaam, nl. de Nederlandsche WielrenUnie, de leiding van de sport, zij het voor korten tijd, op zich nam, terwijl de A.N.W.B. zich voortaan slechts met het toerisme zou inlaten.