SPORT IN BEELD.

Mijn record-rit door Capt Malcolm Campbell

Rivalen op de race-baan en vrienden in liet dagelijksch leven! De vermaarde auto-racers Malcolm Campbell, Lockhart en Keech (v.l.n.r.) Campbell is, zooals bekend, de tegenwoordige recordhouder, terwijl Lockhart en Keech op hun beurt Campbell's record zullen pogen te verbeteren.

De Engelsche kapitein Malcolm Campbell, die met zijn race-wagen te Daytona—Beach een gemiddelde snelheid van 206.956 mijl per uur behaalde, waardoor hij een nieuw wereldrecord vestigde, vertelt in dit artikel van zijn emotie-vollen rit.

Alle moeiten en kosten, die we gehad hebben om het wereldsnelheidsrecord in Engeland te houden, zijn niet vruchteloos geweest. Tijdens mijn laatsten proefrit heb ik een gemiddelde van 206.95602 mijl per uur gemaakt, en het is mijn volle overtuiging, dat mijn „Bluebird" aanmerkelijk sneller kan loopen. Indien een van mijn rivalen, Frank Lockhart of Ray Keech, er in slaagt om mijn record te breken, stap ik onmiddellijk weer achter het stuur, en tracht de zege wederom aan Engeland terug te geven.

Zooals ik al mededeelde, lag het niet in mijn bedoeling om op Zondag 19 Februari reeds een ernstige poging te wagen om het wereldrecord van mijn compatriot Major H. O. D. Segrave te breken. Het strand was door den storm van den vorigen dag allesbehalve glad en de sterke 35-mijl-per-uur-wind, die uit het Noord-Oosten blies, vormde een geweldige handicap voor mijn rit naar het Noorden. Toen mijn mecaniciens gereed waren met het afstellen van den motor en alles perfect scheen, kuste ik mijn vrouw vaarwel en klom in den cockpit.

Ofschoon ik bij den eersten rit het voordeel van den wind had voor een trial-run, liep de auto na den aanloop van 4 mijl niet zoo hard als ik die gewenscht had. Geen oogenblik draaiden de Napier-Lion-motoren op volle toeren. Toen ik aan het einde van de officieele mijl gekomen was, raakte mijn wagen in een zacht gedeelte van het strand en nam zoo'n geweldigen sprong, dat ik alle controle verloor. Ik werd bijna uit den cockpit geslingerd en toen mijn hoofd boven de voorruit uitkwam, werd mijn bril door den geweldigen windruk omlaag geduwd. Op dat oogenblik dacht ik, dat 't met me gedaan was, doch spoedig kreeg ik weer macht over de „Bluebird", en bracht de race-car terug in de afgebakende baan.

Nadat ik het einde van den uitloop van 4 mijl bereikt had, stormden mijn mecaniciens naar me toe, doch ik beduidde hen, dat ik onmiddellijk wilde starten voor mijn terug-race. Zooals bekend is, moet de baan binnen het half uur naar beide richtingen gereden worden. Nu begon

het moeilijkste deel. Ik moest tegen den straffen Noordelijken wind in-rijden, terwijl het zand,dat in mijn gezicht blies, mij bijna den adem benam. Dat ik tijdens dezen strijd niet uit mijn koers geworpen ben, heb ik uitsluitend te danken aan het vliegtuigvormige staart-einde van mijn wagen. Nu en dan bokte en slingerde de wagen zóó, dat mijn voeten van de pedalen werden gestooten.

Bij mijn aankomst aan de finish vernam ik het heerlijke bericht, n.1. dat ik sneller gereden had dan ooit iemand te voren op aarde. Ik hoorde verder, dat mijn gemiddelde snelheid voor den heen-rit 214.79713 mijl per uur was en voor den terug-rit 199.66722 mijl per uur. Met den wind in mijn rug had ik de mijl in 16.76 seconden gereden en tegen den wind in in 18.03 seconden. Mijn instrumenten, die uiterst nauwkeurig aangeven, hebben op een moment een snelheid van 220 mijl per uur genoteerd. Dit feit en de omstandigheid, dat mijn „Bluebird" niet op volle capaciteit geloopen heeft, geven mij de zekerheid, dat ik niet bang behoef te zijn voor concurrentie van de zijde der Amerikaansche rivalen.

VOISIN 14/fO P.K. 6 GYLINDER SULKY OPEN: „IETS APARTS, SUPERIEUR UITGEVOERD".

COBOR - PRINSENGR. 542 - AMSTERDAM.