839

productie een besliste ebbe waar te nemen, en de invloed van Beethoven openbaarde zich alleen bij enkele hoogstaande musici. Brillante en sentimenteele Italiaansche muziek werd het meest geliefd. Het is dus te begrijpen dat hij front wilde maken tegen wansmaak en dat hij voor goede kunst wilde pleiten.

Hij nam het eerst de pen op toen hij de „Don Juan-variatiën" van Chopin had leeren kennen en hij over dat werk een zeer nuchter verslag van Rellstab in Iris had gelezen. Hij zond een van bewondering tintelend artikel aan Finck voor de Algemeine Mus. Zeitung, die het stuk heel lang liet liggen en het toen met een zuurzoete voorrede plaatste, maar er een ander stuk onder plaatste over hetzelfde werk, in den toon van Rellstab. Die handelwijze benam hem den lust meer opstellen aan dat blad toe te zenden, te meer omdat het tijdschrift voortging de meest onbeduidende compositiën op te hemelen. Over Schubert sprak Finck haast nooit, wel over allerlei middelmatigheden. Rellstab, toen een der meest gezaghebbende critici, vond in Haydn's quartetten een rein genot, maar niet in die van Mozart en Beethoven en van Schubert verklaarde hij dat hij altijd een tegenstander van diens muziek zou blijven.

De andere muziekbladen waren geen haar beter en dus zag Schumann naar een belletristisch tijdschrift uit, om zich te kunnen uiten. In Der Kornet schreef hij toen „Reminiscenzen an Clara Wieck's letzten Concerten in Leipzig" dat hij R. W. onderteekende, waarin hij van Clara's spel zeide dat, behalve haar groote kunstvaardigheid „ihr eigener Genius selbst getrieben Blüten streue".

De ervaring die Schumann opdeed dat alle nieuw optredende talenten, die niet de afgetreden paden bewandelden, door de toenmalige critiek werden afgemaakt of doodgezwegen, en dat bij die bladen de deuren voor hem wel gesloten zouden blijven, deed het denkbeeld rijpen zelf een muziek-tijdschrift op te richten, „zum Angriff gegen die verkühlte kritische Sprachweise, gegen den Geist der Unentschiedenheit, der sich den Schein von Unparteilichkeit gab, urn seine Karakterlosigkeit zu verbergen". Schumann en zijn vrienden wilden zelf naar het zwaard grijpen om „einzuhauen in alles Kranke, Unkünstlerische und Hassliche".

Na alle moeielijkheden uit den weg te hebben geruimd, kon Schumann in April 1834 de Neue Zeitschrift fiir Musik, uitgegeven „dureh einen Verein von Künstlern und Kunstfreunden", doen verschijnen. Mede-redacteuren waren Schunke, Wieck en Knorr, doch vanaf 1835 was Schumann alleen redacteur en uitgever. Eerst had hij geen plan zelf als redacteur op te treden, maar dit moest hij doen om het blad in stand te houden. Reeds het eerste opstel van hem over de strekking van het blad, was in den vorm van een dialoog geschreven, zooals vele zijner latere opstellen. Onder zijn handen kreeg alles eene poëtische gestalte.

Het is weldoend zich te verdiepen in de eerste jaargangen van dat tijdschrift waaruit zulk een vroolijk, jong-krachtig leven spreekt en waarin Schumann's persoon-