393

Ti - - me bunt gen

— — — tes no men tu — —

Op dezelfde wijze noteert Dechevrens alle gezangen in 2/4- en 3/4-maten. Hij meende aanvankelijk dat deze noteering de letterlijke vertolking was van de oude neumen; dat dus de componisten der Oudheid hunne muziek in twee- en drieledige maatsoorten hadden gedacht. In een zijner latere werken, nl. het Vespéral *) (1902) heeft hij echter de maat-hypothese verlaten en een stap gedaan naar de theorie van Houdard, zóó zelfs, dat hij niet verder gaan kan zonder voorname beginselen prijs te geven. Zijn beoordeelaars verwijten hem, dat bij zijne reconstructie willekeur en persoonlijke smaak een hoofdrol spelen en dat de beginselen, volgens welke hij te werk gaat, in het neumenschrift zelf op zulke beletselen stuiten, dat willekeur en inconsequenties onvermijdelijk worden. Er bestaat wel reden tot het vermoeden, dat deze geleerde Jesuïet met zijn herbouw der oude melodieënkust niet zoo gelukkig is geweest als met zijn geschiedbeschrijving en vooral zijn polemischen arbeid. Het geleidelijk naderen tot een andere synthese is in dit opzicht een moeilijk te miskennen teeken. Als verdediger evenwel van het volstrekt muzikale karakter der gregoriaansche cantilenen en als geschiedschrijver van de geleidelijke verwoesting dezer kunstsoort heeft Dechevrens in ieder geval werk van waarde tot stand gebracht. Zijne brochure Le Bythme Grêgorien (1904) is misschien de meest volledige weerlegging van de taalrythmus- en gelijkwaardigheids-theorieën. Zij heeft aan den naam en de faam der benedictijnsche school zulk een geduchten slag toegebracht, dat de echo ervan allerwegen heeft weerklonken en nieuwe stemmen heeft gewekt, die in droefheid of vroolijkheid, in verbazing of verontwaardiging het woord van den ouden Aribo paraphraseerden: „het is met die opvatting gedaan, ze is gestorven en begraven". Zelfs in het

*) Van dit werk heb ik in het St. Gregorius-Blad, Mei—Juni 1905, den inhoud medegedeeld. Tot opheldering werd daaraan een overzicht van de voornaamste neumen-teekens toegevoegd met de daaraan beantwoordende vertolking van Dechevrens (Bijblad).