420

APHRODITE

DOOE

S. BOTTENHEIM.

Herhaalde malen is gebleken, hoe moeilijk het is uit een roman een tooneelstuk te vervaardigen, niettegenstaande verscheiden tooneelschrijvers van naam zulks beproefd hebben. Zoo leden de pogingen tot dramatiseering van romans, als „1'Assommoir" van Zola, Daudet's „Sapho" en „Quo Vadis" van Sienkiewicz bijna totaal schipbreuk.

Hoe veel moeilijker moet het dan nog wel zijn naar een roman een operatekst, die iets te beteekenen heeft, te vervaardigen. De tooneelschrijver kan, door zijne individuen een vloed van woorden in den mond te leggen, den samenhang van het geheel nog eenigermate redden ; de opera-tekstvervaardiger daarentegen is aan de uiterste beknoptheid in den vorm zijner zinnen gebonden, en, zoo hij een dragelijk geheel wil tot stand brengen, diene hij slechts de hoofdgedachte, welke door den schrijver in den roman gelegd is, in zijne bewerking te volgen en zooveel mogelijk alleen de frappante momenten, welke in den roman voorkomen, nader uit te werken, terwijl alle bijtooneeltjes als onnoodige ballast overboord moeten geworpen worden.

Dit nu heeft de heer Louis de Gramont verzuimd te doen, toen hij den beroemden roman van Pierre Louys, „Aphrodite", als tekst voor eene opera van Camille Erlanger bewerkte; het resultaat is dan ook niet bijster schitterend geweest, daar vrijwel van een mislukte bewerking mag gesproken worden. Voeg daar nog bij, dat ook de muziek van Camille Erlanger niet van dien aard is den hoorder ook maar eenigermate te boeien. Vier uren lang niets dan cacophone klanken, zooveel mogelijk fortissimo uitgestooten; geen oogenblik eene eenigszins bekoorlijke melodie; nu eens herinneringen aan Wagner, dan weer aan Massenet, terwijl nimmer een spoor van originaliteit te vinden is; dat alles maakt, dat men den avond, dien men doorbrengt tot het bijwonen eener voorstelling van „Aphrodite", als een verloren mag beschouwen. Ware de muziek slechts door een Puccini of Leoncavallo geschreven; zij immers hebben bewezen, dat er van een tekst als „La Vie de Bohème", nog een aan te hooren werk te maken is.

En toch is „Aphrodite" de „clou" van het seizoen 1905—1906 van de „Opéra-Comique" te Parijs geweest. Driemaal per week heeft men het opgevoerd en steeds voor uitverkochte zalen. Of het iemand echter na een eerste auditie tot een hernieuwde kennismaking zal verlokt hebben, betwijfel ik ten sterkste. Voor een groot deel moet de oorzaak van het succes evenwel gezocht worden