422

't voor al 't goud van de wereld. Slechts drie juweelen verlangt zij; mocht hij haar die brengen, dan is zij de zijne. Vooraf laat zij hem echter bij Aphrodite zweren, dat hij haar die kostbaarheden brengen zal; het zijn: de beroemde spiegel van Rhodopis, welke Bacchis in haar bezit heeft; de haarkam van Touni, de vrouw van den hoogepriester en eindelijk de halssnoer van zeven rijen paarlen, welke het beeld van de Godin Aphrodite siert. Den spiegel en de paarlen zal hij moeten stelen om tot zijn doel te geraken; voor het tweede zal hij bovendien nog een moord moeten begaan, want Touni legt den kam nooit af.

Het tweede tafereel verplaatst ons in den tempel van Aphrodite en laat ons een dienst ter eere van de Godin bijwonen. Zelfs Chrysis, de Galileïsche, verschijnt in den tempel en offert der Godin haar spiegel, kam en halssnoer van smaragden en wanneer de hoogepriester vraagt, 't geen zij van de Godin verlangt, antwoordt zij niets. Na afloop van den dienst, treedt Demetrios uit zijn schuilhoek te voorschijn, steelt de paarlen en vlucht.

In het derde tafereel zien wij een feest bij Bacchis, dat zij aanrecht ter eere van de vrijlating van een harer schoonste slavinnen, Corinna genaamd. Allerlei Oostersche dansen worden uitgevoerd en nadat een jonge danseres Théano, die te midden van de toejuichingen van allen, op het feest aanwezig, een schitterende dans ten uitvoer gebracht heeft, uitgeput op een divan is neergevallen en Bacchis haar in een spiegel wil doen zien, hoe bevallig en schoon zij is, wordt een der slavinnen door Bacchis bevolen, den beroemden spiegel van Rhodopis voor den dag te halen. Deze is echter nergens te vinden, zoodat blijkt, dat hij gestolen is. Bacchis is ontdaan van woede en Corinna, de zooeven vrijgelaten slavin, wordt door hare vroegere vriendinnen, die echter over hare vrijlating jaloersch zijn en haar daarom haten, van den diefstal beschuldigd en aanstonds door Bacchis in de naastgelegen zaal gekruisigd, niettegenstaande hare heftige protesten van onschuld en de dringende smeekbeden van haren minnaar, de leeglooper Timon. Chrysis waant zich nu reeds zeker van hare overwinning op Demetrios en verlaat onder den uitroep, dat, zoo ééne misdaad door hem gepleegd is, hij ze alle drie volvoerd heeft, triomfantelijk het feest.

Het vierde tafereel toont ons het atelier van Demetrios. Woeste klanken van moord en diefstal worden op straat vernomen. Middelerwijl verschijnt Chrysis, die zich geheel aan Demetrios overgeeft, nadat hij haar de drie zoo vurig begeerde voorwerpen getoond heeft. Plotseling hoort men wederom rumoer op straat. Dit laat Demetrios uit zijne omarming met Chrysis losrukken. Thans stoot hij haar van zich af, doch zij smeekt hem, niet aldus haar te laten gaan. Nu evenwel moet ook zij op haar beurt beloven te zullen doen, hetgeen haar gelast wordt, n.1. zich, met de juweelen getooid, den volke vertoonen. Vooraf heeft ook zij gezworen bij Jehova, den God van Israël. Deze vertooning heeft in het (bij de opvoeringen weggelaten) vijfde tafereel plaats. Chrysis n.1. begeeft zich geheel