497

Het naturalisme, vroeger: het realisme, zijn echte kinderen des tijds. Deze richting is het, die de kunst is gaan beheerschen tengevolge van den invloed der wetenschap. Natuurlijk doet zich die richting het sterkste gevoelen in Beeldende of Beschrijvende kunst, doch evenzeer in de Sierkunsten, waaronder dan de muziek gerekend kan worden. Ten onrechte beweren sommige geleerden, dat het „realisme" zich in de muziek e. d. niet doet gelden. Grosze zegt zelfs: „Nicht aber für die Architektur, die Musik und die meisten Zierkünste, als für welche die Wahrheitsforderung gerade so wenig Sinn hatte als für die Kochkunst". Wij kunnen deze bewering terstond weerleggen met te wijzen op de ontwikkelingsperioden : Beethoven—Schumann —Brahms, Beethoven—Wagner—Strauss. Waarin evolutionneert hier de kunst ? In haar wezen ? Geenszins; enkel: in meerder streven naar realisme en bij Strauss: naar naturalisme. Men kan toch niet beweren, dat Schumann, Beethovens kunst heeft „vooruit gebracht", of Brahms bepaald de „verklaaz-der" van Schumann is, of wel: dat Strauss begon waar Wagner eindigde? Het aspect bij de verschillende componisten, van de kunst is veranderd. Waardoor? Door meer op den voorgrond treden van het Realisme. En dat realisme begon al spoedig de componisten te overtuigen, dat de ware aanschouwing der dingen, uit hen zeiven moest voortkomen, hetgeen ook in de muziek het aanschijn gaf aan het impressionnisme. Ook hiermede konden enkelen zich niet tevreden gevoelen en nog niet uitdrukking geven aan wat er in hun binnenste omging (helaas, was deze rijkdom bij velen maar groot-doenerij, au fond misten zij de voldoende technische-theoretische onderlegging, die hun in staat moest stellen behoorlijk hun gedachten muzikaal te illustreeren) en ontstonden twee vormen van impressionisme, één die zich uitsluitend wilde voeden uit de materie door de natuur zelve verstrekt: het naturalisme en een andere die het impressionisme met de meest mogelijke consequentie doordreef en daardoor het leven gaf aan de zoogenaamde secessionnistische richting, die natuurlijk zeer spoedig over kon slaan tot enkel symboliek.

De muziek heeft die evolutie nog niet ten volle meegemaakt en is nog hoofdzakelijk bij het naturalisme. Nu, tot symboliek leent zich de muziek ook niet, zoodat het wel mogelijk is dat deze paralelrichting nimmer in de muziek tot uiting zou komen. Waar wij echter in de muziek het naturalisme aantreffen (dezer dagen gaven Dr. Wüllner en Coenraad Bos in verschillende plaatsen van ons land een prachtig voorbeeld van naturalisme in de kunst, door de voordracht van Strauss': der Steinklopfer), behoeft men volstrekt nog niet te verwachten hier nu, een getrouwe afbeelding der natuur te zullen vinden. Inderdaad waar er naar gestreefd wordt psychologische schilderingen muzikaal te illustreeren, zal men dikwijls tot de conclusie komen, dat het naturalisme zeer onnatuurlijk kan zijn, al behoeven wij niet zoover te gaan als een Duitsch geleerde, die uitriep: „Niets is onnatuurlijker dan het naturalisme onzer jongeren!"

32