541

Hendrik de Keyser en Lieven de Key volgen hem in de 17de eeuw na, terwijl ook tal van andere bouwmeesters hun krachten aan de oplossing van het vraagstuk beproeven.

Jacob van Campen voorziet het Stadhuis te Amsterdam van een klassieken koepel, om er de klokken in op te hangen. Doch ook hij ontwerpt een toren in den ouden trant voor de Nieuwe Kerk, welk bouwwerk echter, nadat het een eind reeds was gevorderd, sedert grootendeels is gesloopt.

Deze Nederlandsche architectuur heeft ook in het buitenland invloed gehad. De torens van het na den brand herbouwde Londen en van het oude Berlijn getuigen daarvan.

EEN NIEUWE UITGAVE DER BRIEYEN VAN BEETHOVEN *)

DOOR

JOHAN A. VAN EMBDEN.

Brieven van Beethoven zijn er na zijn dood in groot aantal verschenen. Vooral in onzen tijd, toen de navorschingen ten aanzien van 's meesters leven en werken veelvuldiger werden.

Die brieven zijn o.a. te vinden in de Beethoven-biographieën van Ludwig Nohl en A. W. Thayer, in de geschriften „Beethoven, Liszt und Wagner" en „Beethoven nach den Schilderungen seiner Zeitgenossen" van eerstgenoemde; verder in de „Beethoveniana" van Nottebohm, de „Neue Beethoveniaua" van Theodor von Frimmel en de „Musikerbriefe" van La Mara, en eindelijk in een boek van Dr. Alfred C. Kalischer, dat in 1902 is verschenen en tot titel heeft: „Neue Beethovenbriefe."

Dr. Kalischer heeft later het plan opgevat om al dit verspreide materiaal bijeen te brengen in een in chronologische volgorde gerangschikte en met critische en historische aanteekeningen voorziene verzameling, met bijvoeging van enkele tot dusver nog ongedrukte brieven. Het werk wordt uitgegeven in afleveringen; de eerste, die onlangs verschenen is, bevat tevens het prospectus der uitgave, waaruit blijkt, dat het geheel zal bestaan uit ongeveer 28 afleveringen, die telkens om de drie weken uitkomen, zoodat het werk in het voorjaar van 1908 compleet zal zijn.

Aan zulk een uitgave bestaat ongetwijfeld behoefte. Vooreerst zijn de op

*) Beethoven's sammtliche Briefe. Kritische Ausgabe mit Erlauterungen von Dr. Alfred Chr. Kalischer. (Verlag von Schuster und Loeffler, Berlin und Leipzig 1906).