552

Mijne — zoogenaamde — Amnestie schijnt jou in elk geval meer genoegen gedaan te hebben dan mij. Het is waar dat ik de Duitsche bonds-staten nu weer betreden kan om de opvoeringen mijner werken bij te wonen, — met uitzondering van het geweldige Koninkrijk Saksen.

Maar die opvoeringen, zelf, waar het uitsluitend op aan komt, zullen me, daar twijfel ik niet aan, méér last, ergernis en verdriet van allerlei aard bezorgen, dan ik er bevrediging uit putten zal. Dat staat vast. Doch mijn hoofddoel blijven zij toch vormen en mijn eenige levenstaak, zonder welke ik anders in 't geheel niet zou weten, waartoe ik dit onzinnige leven nog verder zou dragen.

Indien intusschen de Amnestie een jaar eerder ware uitgevaardigd, zou ik stellig niet naar Parijs zijn getrokken en vele uitgaven en veel onrust zouden mij bespaard zijn gebleven. Doch aan den anderen kant hebben stellig alleen Parijs en de gewichtige kennismakingen die ik daar aanknoopte, de zaak tot stand gebracht. Nu moet ik voorloopig de Tannhduser-crpvoering hier afwachten: — zij heeft plaats, op speciaal bevel des Keizers, en het was Vorstin Metternich die, zonder dat ik het giste, dat bevel uitwerkte. Door die samenloop van omstandigheden bevind ik me, wat deze uitvoering betreft, in ongekend gunstige positie, het geheele uitgebreide Opera-Instituut staat ter mijner beschikking, ik ben heer en meester en behoef slechts te verlangen wat ik noodig acht. Ik denk daar in zooverre mijn voordeel meê te doen, door te trachten de opvoering tot de bestgeslaagde te maken, die ooit van deze opera plaats vond. Tegen het eind van het jaar zal zij van stapel loopen: dan hoop ik in Duitschland — waar??? — zoo spoedig mogelijk den Tristan op te voeren. Van je man, den toenmaligen of nogmaligen boekhandelaar E. Avenarius begrijp ik letterlijk niets meer!

Daar hij mij in 't geheel niet antwoordde, nam ik aan, dat hij mijn laatsten brief, waarin ik hem verzocht mij voor mijn Ring des Nibelungen eenen uitgever te bezorgen, niet ontvangen had: door jou hoor ik nu dat dat wèl het geval was. Wat kan ik nu in 's Hemelsnaam van Duitschland verwachten, wanneer mijn eigen zwager mij zóó slecht behandelt! Neem hem eens flink onder handen, ik bid je er om, en dring er toch bij hem op aan, dat hij mij antwoordt en indien het eenigzins mogelijk is, mijn wensch in vervulling brengt! Anders onterf ik hem! En nu, beste Cile, hoop ik, dat de kuur je goed zal bekomen: wees flink en moedig en zin op alle middelen om je rust te veroveren, maar de echte rust! En heb dank voor je trouwe genegenheid! Vaarwel 1 Neem met deze regels voor lief en blijf mij trouw gedenken!

Je Richaed.