558

's Gbavenhage. November is voorbijgegaan met een overstelpenden stroom van concerten. En daar het publiek der Residentie in het nog vrijwel antidiluviaansche stadium verkeert van concerten zonder solisten als iets minderwaardigs te beschouwen, en de ondernemingen in hun belang genoodzaakt zijn, met die eigenaardige opvatting rekening te houden, hebben, sedert het vorige overzicht geschreven werd, ettelijke solisten de revue gepasseerd. Maar het moet gezegd worden, dat de verschillende concertbesturen er ook bijna altijd in slagen, op solistengebied het beste van het beste te recruteeren.

Het meerendeel der orkestconcerten is hier natuurlijk gegeven door het Residentie-orkest. De reeks matinée's werd voortgezet vooreerst met medewerking van Katherine Goodson, een pianiste uit Londen, die ons Nederlanders reeds bekend was, aangezien zij voor een drietal jaren den vioolvirtuoos Jan Kubelik op zijn tournee door ons land begeleidde. Thans speelde zij met het orkest Grieg's A-mol pianoconcert, en solo Schumann's Nachtstück en een paar walsen van Chopin. Zij toonde zich een pianiste van enorm-ontwikkelde technische vaardigheid; haar kracht ligt vooral in het brillante. Speelde ze thans minder slordig en onverschillig en met minder onnutte krachtverspilling dan vroeger, toch kan haar spel in rijpheid en zelf beheersching winnen. Op dezelfde matinee bracht het orkest als noviteit Charpentier's Impressions d'Italie, een vijfdeelig nummer voor orkest, mooie illustratieve stemmingsmuziek, waarvan een keurig-verzorgde, poëtische vertolking werd gegeven. Met de ouverture's Buys Bias van Mendelssohn en Struensee van Meyerbeer werd deze matinee geopend en besloten.

De volgende matinee kenmerkte zich in meer dan een opzicht door iets bijzonders: vooreerst stond zij onder leiding van den concertmeester Audré Spoor, vervolgens bracht zij een tot dusver voor ons onbekende zangeres: fraulein Hella Sauer uit Berlijn. Spoor's conscientieuse, kernachtige, van veel routine getuigende directie bezorgde een uitnemende uitvoering van Tschaikowski's Vierde Symphonie, de introductie voor de tweede acte van Givendoline van Chabrier en de ouverture Phèdre van Massenet. De herhaalde terugroepingen bewezen tevens, hoe gezien de sympathieke violist hier is. Hella Sauer wist, hoewel ze niet volkomen gedisponeerd leek, de harten der aanwezigen onmiddellijk te veroveren door haar uitmuntend geschoold en warm-getimbreerd sopraangeluid; bovendien getuigde haar voordracht van Mendelssohn's bekende Elias—aria „Höre Israël" en van liederen van Weingartner en d'Alberts van veel intellect en zuivere gevoelvolle dictie.

Vooral niet minder aangenaam was de kennismaking met fraulein Elly Ney, een pianiste uit Keulen, die als soliste geëngageerd was op het tweede populair concert onder leiding van Baron van Zuylen van Nijevelt. Trots haar jeugdigen leeftijd gaf zij blijken van een rijpheid van voordracht, een ontwikkeling van techniek en een hooge artisticiteit van spel, welke hoedanigheden allen op een buitengewonen aanleg wijzen en voor de toekomst van mej. Ney een schitterende belofte afleggen. Zeker bezit zij alle factoren om een eerste-rangs kunstenaresse te worden. Zij speelde het B-dur pianoconcert van Brahms en Soli van Chopin, alles even subliem. Het orkest gaf behalve het Vorspiel Merlin van Goldmark, de Italienische van Mendelssohn en de Akademische Fest-ouverture van Brahms. Door verbintenis elders kon ik van het orkest alleen maar Gold mark's werk hooren, dat uitmuntend werd uitgevoerd.

Géén onbekende was de soliste van het Buitengewoon Concert op 14 November: Julia Culp. Had zij haren liederenavond, drie weken geleden voor meer dau een half leege zaal gegeven, thans mocht zij de voldoening smaken, dat de groote zaal van het gebouw voor Kunsten en Wetenschappen tot op de laatste plaats bezet was — ja, velen moesten op het voor hen teleurstellende „uitverkocht"