BETREKKING HEBBENDE OP DE OMWENTELING IN 1813/14. 81

andere manschappen mijn Zwaar anker ligten onder Voorwendzels, dat de Vaartuigen te digt op eikanderen lagen en niet kunnende vrij zwaaijen. Zoo liet ik een werp om de Z.W. brengen, ten einde vrij te kunnen zijn. dit alles gelukte mij zonder eenig gerucht te hebben veroorzaakt.

Als toen op het Werp gehaald, en vrij van drijven liggende, zoo zette (ik) de zeilen op stootgaarns en met de Voorvloed teegen 6 uur 's avonds, donker zijnde, zoo ligte (ik) het Werp en liet met de vloed naar boven drijven tot op een canonschot. Zoo zette alstoen de zeilen bij en zette Cours naar Embden en kwam des nagts tegen 11 uuren bij de hoek van Loeven ten anker, alstoen occupeerde (ik) mij om de fransche Vlag in de Hollandsche Vlag te vermaaken.

Daar mij nog niet bekend was, hoe de gesteldheid der Zaaken in Holland stonden. Zoo wierd ik in eenen zeer bedenkelijken en zorgvolle toestand gebragt, en besloot aldus om mij in de bescherming der Geallieerden Machten over te geeven. Met den dag gingen met de Voorvloed onderzeil en zeilden het Embder op met de Witte parlementaire Vlag van top en de Hollandsche vlag van agteren.

Bij mijn arrivement te Embden, alwaar wij met veel vreugde ontvangen wierden. Zoo wierd ik door 2 gewapende mannen geleid, en onder een groot geroep van Hoer ah door een groote menigte Soldaten en Burgers gepasseerd, naar den Commandant der Pruijschen, den Major en Ridder FRICCIUS Militair Commissaris van Oost Vriesland in de stad gebragt en die mij met veel Eer en Vreugde ontving, en onderhielde mij weegens de situatie van Delfzijl en de verzeekering der kusten op de Eems.,

Daar het alstoen met de gelukkige en groote zaak in Holland nog niet gevorderd was, en mij belet wierd om ons Vaderland met mijnen dienst tot eenig nut te kunnen zijn. en ik zeer begeerig was. om tot de allgemeene Zaak te helpen meede werken en strijden tegen onzen allgemeenen vijand, ten einde ons van het ondraaglijk Juk te bevrijden en het Geluk en Vrijheid van Europa's koophandel en Zeevaart te helpen vestigen.

Zoo gaf mij den Pruijschen Commandant geleegenheid daartoe en stelde mij als iste Capitain zijner artillerie aan, waar meede ik mij steeds occupeerde, gebruykte tot dien einde het kruyd en overige ammunitie van mijn Canonneerboot. dewijl er geen ammunitie voorhanden was. De Canons wierden uyt Scheeps Ballasten uytgehaald en looden kanonkoogels met stukken ijzer gegooten, en bezette op de voornaamste punten de Eems. om alle Strooperijen en Contributiën door

M. 1915—1916. 6