- 506 -

den. Zoodat men ten slotte zal krijgen wat ook bij Arti het euvel is: dat de tentoonstellingsruimte te klein wordt en de ingezonden werken in het gedrang komen.

Bij „De Onafhankelijken" is deze mogelijkheid vrijwel uitgesloten, althans voorloopig. Zoolang de vereeniging het terrein, waarop haar gebouw staat, van de gemeente in pacht heeft, is er ruimte genoeg om al het ingezondene te plaatsen, en goed te plaatsen. En voor eene tentoonstelling als die der Onafhankelijken, waar men kan inzenden zonder door het oordeel van een jury te worden „gehinderd", is dit een kardinaal belang, een levensbelang.

Dit jury-vrije tentoonstellen heeft gewis zijn groote voordeden. Ik heb dit vroeger in het licht gesteld. Maar als elke medalje heeft ook dit zijn keerzijde, — en die is: dat dilettanten niet binnen perken worden gehouden. Bovenal is dit het geval bij eene vereeniging als de Amsterdamsche, die zich verwant voelt, en die inderdaad ook verwant is, aan die der Parijsche „Indépendants". De deur voor het dilettantisme staat daar open. Voor een jonge vereeniging kan dat goed, . .. maar het kan ook kwaad. Góed zijn de duiten, die de dilettanten inbrengen. Slecht zijn hun schilderijen, waarmee zij iemands humeur bederven. En als zij nu maar eens voor rede vatbaar waren — maar hun ijdelheid gaat alle grenzen te buiten! Een dilettant als b.v. de inzender J. P. F. Cassteelen heeft in dit opzicht reeds zekere vermaardheid. Verleden jaar hebben

heid. Verleden jaar hebben Daniël Rossiné enkele critici zijn naam vermeld en getracht hem belachelijk te maken, — net zoo belachelijk als zijn schilderijen zijn. De man schijnt er door gevleid te zijn geweest, althans hij heeft nu wéér ingezonden. Het bestuur nóch de tentoonstellingskommissie kan hem beletten in te zenden, want hij is lid. En lid kan iedereen worden. En een jury bestaat niet, dus moet zijn werk worden opgehangen. Maar het gaat toch te ver als men dergelijke prullen de eer moet aandoen ze te hangen onder eenzelfde dak met de werken van werkelijke kunstenaars. En het komt ons dan ook voor dat eene schei¬

ding gewenscht, — neen, strikt noodzakelijk is. De kwestie die bij Sint-Lucas de gemoederen reeds sinds jaren bezighoudt, en die daar niet meer tot oplossing zal komen omdat Sint-Lucas langzamerhand veroudert, is ook een kwestie bij De Onafhankelijken, en mijns inziens eene brandende kwestie. Als journalist voel ik dit sterker dan elk ander beoefenaar van een kunst. In onze persvereenigingen hebben wij gewone en buitengewone leden. Iedereen die journalist van professie is, of die in de journalistiek zijn hoofdbestaan vindt, wordt, als hij twee jaar bona fide journalist is geweest, als gewoon lid der persvereenigingen aangenomen.

Wie journalist is voor zijn ple_____ zier, wie de journalistiek als

een bijbaantje beschouwt, wie een ander vak als hoofdbezigheid beoefent, moet en kan niet anders dan buitengewoon lid eener persvereeniging worden. Die groep van buitengewone leden blijft, steeds en overal, gescheiden van die der gewone leden: zij hebben géén stemrecht en missen meer voordeden van het gewone lidmaatschap. Zij worden door de journalistenvan-beroep ooknietvoor „vol" aangezien. Toch betalen zij dezelfde contributie als de gewone leden!

Ik vraag nu: waarom voert men deze indeehng niet door bij de schildersvereenigingen? Waarom hebben lieden als Cassteelen en consorten, die iets heel anders zijn dan schilder, dezelfde rechten als b.v. Sluijters, Knap, Maks, om maar voor den vuist weg een paar te noemen? Het adresboek van Amsterdam vermeldt

Symphonie No. 2 boek van /Amsterdam vermeldt een Cassteelen als metaaldraaier, varkensslachter, sigarenfabrikant en winkelier ; — een Cassteelen-kunstschilder zult ge er te vergeefs in zoeken. Maar de namen der werkelijke schilders vindt ge er wel degelijk in!... . Ik wil zeggen: als ge nü, nu de vereeniging in haar tweede jaar is, dat is bijtijds, eene indeeling maakt in gewone en buitengewone leden der vereeniging, kunnen de tentoonstellingen daar slechts bij winnen en zal het gehalte der leden degelijker, het peil hooger worden. En de dilettanten zouden dan bij voorbeeld, in hun groep, een schilderij mogen inzenden, terwijl de ge-