- 509 -

ternationale jury-vrije tentoonstelling geopend.

Ik stel mij voor, in twee of drie vervolgen de tentoonstelling der „Onafhankelijken" te bespreken. Voor heden wil ik dan een overzicht geven van het werk der gasten der vereeniging: de buitenlanders.

De te Parijs gevestigde Russische beeldhouwer, die als moderne een grooten naam heeft, en die in November van het vorig jaar in den Modernen Kunstkring zou exposeeren maar ten slotte zijn werk liet wachten, Alexandre Archipenko, zond naar de tentoonstelling der

Onafhankelijken een tamelijk uitgebreide collectie werken: acht beeldhouwsels in gips, meest vrouwenfiguren, gemaakt in de jaren 191 1 tot 1914, vijf teekeningen en tien foto's naar werken van zijn hand. Hij is heel wat serieuser dan zijn

stadgenoot Mare C h agal 1, wiens Joodsche spottersaard zich niet verloochent. Hij heeft een „zelfportret" geschilderd, waarboven hij in Hebreeuwsche karakters met zichzelf spot; en een „Violist" lijkt ook meer een satire dan een ernstig bedoeld schilderij. Dat „Fêlah" een spotternij is op primitieve schilderijen van Itali-

aansche meesters, staat, voor wie even nadenkt, onomstoote-

lijk vast. Heel deze inzending lijkt mij een „mop.

ClaudeGhéreau daarentegen is ernstig. Is hij beeldhouwer of is hij schilder ? Aan zijne fijne plastiek zou men zeggen dat zijn potloodteekeningen het werk van een beeldhouwer waren. Met één soepele, uitermate gevoelige lijn heeft hij prachtige plastiek van het vrouwelichaam gegeven. Ook André Deslignères lijkt mij een knappe baas. Zijn naaktfiguren, in zittende en liggende houdingen, zijn goed geteekend (aquarel).

Kees van Dongen komt zeer voornaam voor den dag. Zijne inzending is de belangrijkste der ten-

André Utter

toonstelling. Met recht is hem een geheele wand gereserveerd voor zijn acht schilderijen. En hij toont opnieuw, — na zijn inzending bij Sint-Lucas, een paar jaar geleden, en na de enkele werken die hij den Modernen Kunstkring zond, is „men" minder sceptisch geworden tegenover zijn kunst, — welk groot en zeldzaam persoonlijk artiest hij is. Zijn „Dame au jabot en zijn „Plume blanche" hebben wij reeds eerder elders gezien; maar nieuw zijn de overige zes werken, waaronder er zijn van buitengewone kracht. Hoe hij b.v. met nagenoeg niets de rijzige, slanke gestalte van Prinses Salomé Andreïeff weet te geven in al haar voornaamheid en haar

suggestieve aantrekkelijkheid; hoe hij in „Madame Veuve Rosé" b.v. de actie weet te schilderen van het loshaken vaneenkorset en de pracht van klOI,r van haar en huid, en de bijna klassieke teekening van een hand; of in „Loulou" het quasi naïef perverse van een jonge demi-mondaine in haar dessous, met de onvergelijk-mooi geschilderde beenen in kousen en de zachte uitdrukking van het gelaat; of wel het spookachtige van een „Vliegende Hollander" op de Middellandsche Zee, met bollende zeilen ... — het verraadt alles den meester van het penseel, den meester van de teekenstift, die Van Dongen, n'en

déplaise zijne tegenstanders, niettemin ontegensprekelijk blijkt te zijn. Wel zeer zeker is deze inzending een luister voor de tentoonstelling ; zonder twijfel kan men „De Onafhankelijken" er mede gelukwenschen.

Hans Ekegardh (Parijs) zond een naaktschilderingen bloemen; Anne Gerebtzoff vijf verschillende werken. Haar „Italienne" is niets aantrekkelijk! Of het opzet of toeval is, — maar deenvelloppe die deze jongedame op haar buik heeft, zou, dunkt mij, als brievenbus kunnen dienst doen- Waarom ik het „ontwerp aan onze post-administratie aanbeveel. Een ander

Paysage avec Figures