BELANGRIJKE ONDERWERPEN.

19

Kioesjioe, Sjikokoe (= Vierland), Honsjioe (= hoofdeiland) of Hondo en Jesso (door de Japaneezen thans Hokkaido d. i. „Noordzeestraat" genoemd), en verder noordelijk een groep van kleine eilanden: de Koerillen.

De hoofdeilanden van Japan vormen, zoo zetDr. Blink dan uiteen, een bergland, waar de effene, in cultuur te brengen bodem nauwelijks het 'ƒ3 der oppervlakte inneemt. De bergketens strekken zich in het algemeen uit in de lengterichting der eilanden en vormen het vaste skelet des lands, door smallere vlakten omsloten. Op den grondslag van graniet en oude leigesteenten, die blijkbaar de eerste opwelving der aardkorst vormden in een ver verleden geologisch tijdperk, zijn jongere lagen van kalk-, lei- en zandgesteenten afgezet, en deze later gevouwen en gescheurd, werden nog door vulkanische erupties doorbroken, en met vulkanische gesteenten als trachyt, tuf en slakKen overdekt, die er zich in honderden bergtoppen verheffen, voor een gedeelte direct uit de vlakte oprijzend, voor een gedeelte op de oorspronkelijke bergruggen. De vulkaanhaarden van Japan zun ook in onzen tijd nog niet uitgebluscht; naast ontelbare rustende vulkanen, zoover wij meenen dat die rusten, is ook nog een aanzienujk aantal voortdurend in werking, terwijl in schier geen land zoo veelvuldige vulkanische en armere aardbevingen voorkomen als hier; krachugei ot zwakker sporen van de bewegelijkheid Zn!1 ablh ?t dei' aardkorst, die hier een uitmuntend veld voor aardbevingsstudiën aanbiedt,

|a,üe vul,kanen van Japan behooren tot de oZn Si -rlke in een kring den Grooten Ocenan omsluiten, en die de randen van dezen

maken GerSte vulkaangebied der aarde

deJa?nS V°mï vol8ens Dr. Blink een voorpost <W WeFeld naar llet 0oste" in den grooten in hpt" wei\ tegenhanger van het Britsche Bijk eihnl Westen van Europa. Evenals de Britsche de k t den warmen Golfstroom, wordt ook

de ln Va" Japan in het Zuiden bespoeld door dnn^T6 zeestrooming der Koeroe-Siwo, welke ste li UWe waterband in het zuiden de tegenkustp met de Sroeue> bloemrijke heuvels der komen ^ de eilanden n°g scherper doet uit-

hepfPw rdt geheel van de zee wordt omspoeld, vnnlVf H?nsJ,oe toe een zacht, gelijkmatig en trnni 1 zeeklimaat, in het Zuiden met een subJ l ij r' Een vergelijking geeft het best

Form i11 dit klimaat- De temperatuur van Alffie ,komt ongeveer overeen met die van van h' -le van Ki°esjioe met Zuid-Frankrijk, «onsjioe met die van Noord-Frankrijk, terdat ° eeu kllmaat heeft als Denemarken en weL K°erillen met het klimaat van Noor-

klim\ eyereenkomt. Door dit vochtige zachte liiké 1 1 eft deze eilandenwereld in de zuideaïtiirm 1 een weelderigen plantengroei met ujadure"d groen. Japan is daardoor vooral

het land van bloesems, bloemen en sierheesters, die het landschap een ongeëvenaard schilderachtige uitdrukking geven in den goeden tijd des jaars. Onderscheidene sierplanten zijn uit Japan naar Europa overgebracht. De bloemenrijkdom heeft de bewoners tot beminnaars, schier vereerders dier schoone kinderen der natuur gemaakt.

Japan wordt in de volkstaal des lands Nihon ot' Nippon genoemd, een verbastering van het Chineesche Jih-pen, hetwelk zonsopgang beteekent, d. i. de plaats waar de zon opkomt. Die naam is door de Chineezen aan het land gegeven naar de ligging in het Oosten. De naam Zipangu, van Marco Polo afkomstig, ook het dichterlijke Cipango, is samengesteld uit den Chineeschen naam, met achtervoeging van kuo, dat land beduidt. De naam Nippon is in de 7e eeuw officieel in gebruik gekomen; van de oude namen, waarmede Japan werd aangeduid, noemen we enkel de volgende, dichterlijke omschrijving des I lands: Toyo — ashi — wara—no—chi—aki—no— naga — i — ho — aki —no—nuzu—hor—no - kuni, wat vertaald luidt: „Weelderige—riet—velden— het land—van—zoet—water—rijst—korenaren— van duizend her f sten—van lange—vijfhonderd herfsten". Naar de uitspraak van Nippon hebben de Europeanen Japan gemaakt.

De bewoners van Japan kunnen, zooals de heer Blink dan verder verklaart, naar hun af komst tot twee groepen worden gebracht, nl. de Japaneezen en de Aino's. De Aino's, of zooals zij zelveii zeggen Ainu, vormen een bizonder ras, dat tegenwoordig alleen nog gevonden wordt op het eiland Jesso en de ten N. daarvan gelegen kleinere eilanden, maar eens over den geheelen Japauschen Archipel verspreid woonde. Van het vasteland van Azië afkomstig, werden de Aino's in de grijze oudheid door andere stammen naar de eilanden verdrongen, entoen later de Japaneezen eveneens van het vasteland naar de eilanden overstaken, schoven die de zwakkere Aino's langzamerhand verder terug naar de eilanden van het minder gezegende Noorden. Hun aantal is in den loop der tijden veel verminderd, zeker ook doordien bij dit terugwijken een gedeelte der Aino's zich oploste in de Japaneezen. Tegenwoordig zullen de Aino's misschien niet meer dan 17.000 zielen tellen. De Aino's zijn klein van gestalte, donkerder van kleur dan de Japaneezen, en onderscheiden zich in 't oogvallend van hen dooiden krachtigen haargroei, die zich niet alleen openbaart bij het hoofdhaar en den baard, maar mede door beharing van het geheele lichaam.

tr~*. , , . . .9 .. _

uBiiyuuver nei geneei eenvoudige, goeanariige, welwillende, eerlijke lieden, doch wegens hun verregaande vuilheid is het moeilijk met hen om te gaan. Zij zijn zeer gehecht aan de patriarchale gewoonten en zeden, vinden bun hoofdbedrijf in de jacht en visscherij, en zijn met de opbrengst daarvan tevreden. Met land- en tuinbouw, ook