JONKVR. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.

Waarover men niet spreekt.

ÉMIlflp Vader: Jlir. Mr. M. A. de Savornin

|pjPj||iP^ Moeder: Jonkvr. F. J. Alberda van Ekeustein.

Wanneer we den zin volgden van de schrijfster, wier naam we boven deze regels plaatsten, dan zouden we ons in biografisch opzicht tot de bloote vermelding van geboortejaar en van de namen van vader en moeder moeten bepalen, zooals men bij den verkoop van een rashond ook alleen déze bizonderheden op den „stamboom" invult, om de echtheid der afstamming te bewijzen.

Anna Lobman schrijft niet graag over haar jeugd en zal niet licht te bewegen wezen eenige konfideuties over hare jonge jaren te doen.

Waaraan is dat te wijten? Waarom wil zij, nu ze zich als schrijfster toch eenmaal in haar boeken en geschriften met haar innigste zieleleven heeft gegeven en zij daardoor vrijwillig publiek eigendom is geworden, over haar jeugdjaren niet spreken of schrijven?

Is 't een vrouwelijke gril? Een gebrek aan konsekwentie in haar gedachtengang, gelijk men die wel meer bij vrouwen aantreft? Een blooheid? Een schaamtegevoel?

Neen! We gelooven niets van dat alles!

Wanneer we er een verklaring voor zouden willen zoeken, dan zouden we die willen putten uit de omstandigheid, dat haar jeugd, in de alledaagsche beteekenis van het woord, niet erg gelukkig is geweest; dat ze in haar jongemeisjesjaren veel verdriet, déceptie en twijfel heeft doorleefd; dat juist dit verdriet de herinnering aan die jaren geheiligd heeft, en dat zij 't als een soort van heiligschennis zou beschouwen met het ontleedmes in de schoonheid van dat verleden te gaan snijden.

Dit is een skrupule, een fijngevoeligheid, die men meer bij vrouwen dan bij mannen aantreft,

want wanneer mannen,, eenmaal publieke personen geworden, er zelden bezwaar in zien hun jeugd aan de pen van den biograaf bloot te geven, vrouwen daarentegen zullen slechts zelden een openbare bespreking van hun jeugd willen vergemakkelijken, al is 't dan ook meestal om motieven van minder hoog gevoel als die, welke Anna Lobman daartoe hebben geleid.

Gaarne maakt zij de volgende woorden van Herman Bang, den Deenschen auteur van „Een

| ondergaand geslacht", welke in zijn Voorrede voorkomen, tot de haren: „Juist die dagen, welke in 's menschen leven wat beteekenen, die dagen waarop men geleden heeft tot in 't diepst der ziel of gejuicht van ganscher harte uit het volle gemoed.... van die dagen spreekt men toch nooit en die noemt men niet in biografiën". Deze vereeuzelving met de gevoelens, welke

| deze uitspraak aan Herman Bang in de pen gaven, is duidelijk genoeg. Een eventueele biograaf zou ze uit kieschheid dan ook hebben te eerbiedigen.

Wij meenen ons echter tot op zekere hoogte van hun stilzwijgend verzoek (of verzoek om stilzwijgen) ontslagen te mogen achten. En wel in de eerste plaats, omdat we geen biografie van Jonkvr. Anna de Savornin Lohman wenschen samen te stellen; en in de tweede plaats, omdat we haar karakter wenschen op te bouwen uit de gege , welke haar eigen boeken en geschriften danrvoor aanbieden.

Daar nu een karakter voor een zeer groot deel slechts te verklaren is uit de jeugdomstandigheden, welke aan de oorspronkelijke hereditaire eigenschappen van den persoon een bepaalde richting gegeven hebben; en daar boeken ook „zoo maar" niet ontstaan, maar hun wording danken aan een bepaalde geestesdispositie van den auteur, I welke de fijnste wortelvezels tot in zijn jeugdjaren vasthecht — zoo kunnen we er niet buiten hier omzichtig en met bescheidenheid het een en ander uit de jeugd van Anna Lohman aan te voeren.

4Q»KARAKTERSCHETS 1