793

in de landstaal. Alleen op dien hechten grondslag kan men gerust voortbouwen en eene gezonde ontwikkeling van den inlander tegemoet zien. Geeft men dit toe, dan blijft de vraag over: is dat volksonderwijs in denhoven aangeduiden zin voldoende voor alle inlanders? d. i. voor alle klassen der inlandsche bevolking? Ik aarzel niet op die vraag volmondig te antwoorden: Neen, het is niet voldoende, de kennis van het Nederlandsch is eene dringende behoefte voor de hoogere standen, voor inlandsche ambtenaren en onderwijzers.

In Britsch-Indië hebben de inboorlingen onvergelijkelijk meer en beter gelegenheid om zich in de kennis van 't Engelsch te bekwamen dan in onze overzeesche bezittingen. Er zijn er die meenen, dat de vruchten van dat Engelsch onderwijs volstrekt niet zoo uitlokkend zijn. Dezulken hebben in zeker opzicht gelijk , maar zij verwarren twee dingen: kennis van de Engelsche taal en kennis verworven op scholen, waar in die taal onderricht wordt gegeven. Nu spreekt het vanzelf, dat men op elke school, onverschillig in welke taal, allerlei onnutte geleerdheid kan leeraren; maar niet het Engelsch is daaraan schuld. Het hoofdgebrek, dat het Engelsch onderwijs in Indië, bij onmiskenbare deugden aankleeft, is, dat het onderricht te veel op Engelsche leest geschoeid is, dat men te weinig op behoeften van den Indiër gelet heeft, waarvan maar al te zeer het gevolg is, dat men papegaaien of naapers van Europeanen kweekt, in plaats van zelfstandig ontwikkelde inlanders, naar de mate van hun behoeften, hun aanleg, hun toekomstigen werkkring. Niet in de uitbreiding, die men aan 't Engelsche onderwijs gegeven heeft, schuilt de fout, maar in de niet altoos oordeelkundige keuze der leerstof.

Het besef, dat de kennis eener Europeesche taal voor inlanders groote waarde heeft, is in de Indisch-Europeesche maatschappij nog weinig doorgedrongen.