850

worden toegeschreven, dat tengevolge van de gebeurtenissen in Atjeh voor het leger ruim ƒ 3,900,000 meer dan de raming werd uitgegeven, en dat het voor de tin-exploitatie op de begrooting uitgetrokken bedrag met bijna ƒ 2,300,000 is overschreden.

Wat de vermoedelijke uitkomsten van den dienst van 1897 betreft, kan worden medegedeeld, dat de verpachtingen ruim ƒ 600,000 boven de raming hebben opgebracht en dat de netto opbrengst van den koffie- en tinverkoop in Nederland, indien de tegenwoordige prijzen geen belangrijke daling ondergaan, omstreeks 2 millioen meer dan de raming zal bedragen, wat het tin betreft doordien voor de veilingen 30,000 pikols meer beschikbaar zijn dan waarop gerekend was #).

Daarentegen zullen de uitgaven voor het leger in Indië vermoedelijk 2\ millioen hooger zijn dan de raming, terwijl er circa ƒ 1,700,000 meer zal zijn uit te geven voor inkoop, vervoer en bewaring van koffie.

De ontworpen begrooting voor 1898 — als een onderdeel waarvan wordt beschouwd het afzonderlijke wetsontwerp tot beschikbaarstelling eener som van ƒ 1,395,000 voor de invoering van de opiumregie op Java en Madura, alsmede op Lombok — wijst de volgende eindcijfers aan:

Middelen in Nederland ƒ 21,558,703, in Indië ƒ 113,645,500, totaal ƒ 135,204,203; uitgaven in Nederland ƒ 28,559,715, in Indië ƒ 117,590,449, totaal ƒ 146,150,164. De begrooting sluit derhalve met een tekort van ƒ 10,945,961.

'■') Bij het samenstellen van de Indisehe begrooting voor 1898 werd gerekend, dat de gouvernements-koffieoogst op Java in 1897 zou bedragen 362,000 pikols.

Volgens de latere raming, vermeld in Stct. no. 226, zal die oogst echter 445,000 pikols zijn, d. i. 83,000 pikols meer.

Dit bcteekent voor het jaar 1897 ecne hoogere uitgaaf (voor inkoop, vervoer enz.) van l'/a millioen, maar daarentegen voor 1898 een hoogere ontvangst van 4'/., millioen.