882

vaak zelfs een geheel onderdistrict of district waren ingedeeld. Zulke enorme complexen te vinden in de meer bewoonde streken in de nabijheid der dessa's was niet altijd mogelijk en zoo kwam het meermalen voor, dat dessa's waren ingedeeld op terreinen, die op kolossale afstanden waren gelegen. Bij de Preanger regeling van 1872 werd dit bezwaar opgeheven: de aanplant werd voortaan tot binnen den naasten omtrek der dessa's en kampongs beperkt en tevens werd een nieuwe minder drukkende handleiding voor de koffiecultuur opgesteld. Bij die regeling werd aan de planters toegestaan om de bestaande tuinen, waarbij zij waren ingedeeld, te verlaten, zoo zij dit verkozen, mits zij op zich namen daarvoor dessatuinen aan te leggen, hetzij op woesten, hetzij op eigen grond, en er tevens gelegenheid bestond om de te verlaten tuinen door het bestuur te doen overdragen aan inlanders, of ze te doen indeelen bij dessa's, meer in de nabijheid dier tuinen gelegen. Ieder planter had het recht om zijn aanplant te bewerkstellingen op gronden, door hem zeiven daartoe gekozen, mits zij voor de cultuur geschikt waren, of door goede bewerking of bemesting daarvoor geschikt konden gemaakt worden. Ieder kon op die wijze zijn eigen tuintje krijgen, waarover hij heer en meester was.

De Preanger regeling werkte uitstekend. Er kwam nieuw leven in de koffiecultuur en in de jaren 1879—83 bereikte zij haar toppunt van bloei. In 1879 werden nieuwe bepalingen gemaakt, die de koffiecultuur niet ten voordeele zijn geweest. Na dat jaar verminderen de plantsoenen jaarlijks met millioenen boomen, en dit was nog slechts een begin van een algemeenen achteruitgang, die later volgen zou. In 15 jaren tijds, van 1880—1895, werden 100 millioen boomen meer afgeschreven dan bijgeplant, terwijl het met de vrijwillig aangelegde plantsoenen niet veel beter is gegaan. Die achteruitgang was een gevolg van de bepalingen en voorschriften voor de gouvernements-