8

?ïjn zeiven voor die taak en als controleur over de pianoklassen geheel en al ongeschikt. Langs dien weg immers, Eijn geen degelijke pianisten te verwachten. De nietige mode-muzijk zal aan zulk eene school gewis den boventoon voeren , zoo al niet geheel alleen haar rol spelen. "Welke onrijpe vruchten door zulke handelingen moeten worden voortgebragt, hoe slecht ze op de ontwikkeling der kunst in eene stad moeten werken, zal ieder deskundige geredelijk bevroeden. Het is wel van groot belang op de ontwikkeling van het mechanische en technische met kracht en beleid te werken , maar slechts tol bereiking van een hooger doel, ter uitvoering van klassieke meesterstukken, waartoe zulke oefeningen onontbeerlijk zijn. Ook is het op verre na niet voldoende, dat een als directeur eener muzijkschool fungerend kunstenaar, zich natuurlijk met den zang moetende bemoeijen of het onderwijs daarin surveilleren, slechts eene oppervlakkige kennis daarvan hebbe. Ook op dat gebied moet hij geheel en al te huis zijn, en daarvoor eene goede opleiding genoten hebben. En staat het elementair-zangonderwijs op eene muzijkschool als een zeer voornaam bestanddeel tot het vormen van élèves, op welk instrument dan ook, op den voorgrond , dan mag hij in de hooge kunst des gezangs (solo-zang) geen vreemdeling zijn, dan moet hij in de hoogere klassen het zijne ruimschoots kunnen toebrengen, om, als 't gevorderd wordt, goede solisten te vormen, waaraan helaas! in ons vaderland maar al te veel gebrek is. Daarenboven is geen goed directeur aan het hoofd eener doelmatige muzijkschool, al is zij op eene kleine schaal, denkbaar, die met geene genoegzame, aesthetische, theoretische en harmonische kennis is toegerust, tevens in het partituur lezen en de compositie eenigzins bedreven , althans dan zeker, wanneer een zoodanigen de directie over zangvereenigingen en uitvoeringen wordt toevertrouwd. Wij stellen deze pligten ter vervulling voor een directeur eener gewone muzijkschool, als de voornaamste op den voorgrond, terwijl er nog andere ter behartiging overblijven. Bij dat alles spreekt het wel van zelf, dat men van een zoodanigen directeur tevens verlangen kan en moet, dat hij een beschaafd , fatsoenlijk , handelbaar mensen zij, 'in zijne verrigtingen op de doelmatigste wijze en met de meeste naauwgezetheid en ijver te werk gaande. Zonder dat zou hij met alle zijne bekwaamheden, aan zijne roeping niet voldoen, en een onnutte dienstknecht kunnen genoemd worden.

Hoe moeijelijk het dus voor een commissie zij om in de keuze eens directeurs voor eene muzijkschool naar eisch te slagen en met hoe veel omzigtigheid zij daarbij moet te werk gaan , zal wel uit het hier boven aangevoerde blijken:

Dr. KIST.

DE ORGELSPELKUNST EN DERZELVER ONTWIKKELING GEDURENDE DRIE EEUWEN.

DOOR A. G. BITTER.

123. Joseph Seeger (Zegert),

organist aan de domkerk te Praag, geboren te Leipzig omtrent het jaar 1720, overleden te Praag in Maart 1787, Bohemen's beroemdste organist, is een leerling van den organist Cernohorsky en van den contrepunlist Misliweczek te Praag. Het oordeel zijuer tijdgenooten , waaronder de kapelmeester Gassmann en de bekende Engelsche muzikale schrijver Burney , die hem onder de beste organisten van zijnen tijd rangschikken, vinden wij door zijne in het

Museum für Orgelspieler (Praag, bij M. Berra) in een groot getal uitgegevene compositiën meer dan bevestigd; want de rijkdom deride'ën, aan eene vaardige bewerking en tamelijk gebruik van het instrument, hebben dezen werken eene waarde bijgezet, welke onze jonge kunstenaars tot eene vlijtige en voortdurende vrije studie zullen opwekken.

124. Christiau Friedrich Breitendich,

slot-organist te Christiansburg, gold in zijn tijd als een der vaardigste en duchtigste organisten. Compositiën, welke dien naam kunnen staven, heeft hij echter niet nagelaten; doch daarentegen zijn twee zijner theoretische werken in het jaar 1766 te Kopenhagen gedrukt.

125. John Keeble,

een discipel van den in 1752 overleden Pepusch , was sedert 1750 organist aan de Georgius-kerk te Londen, en als een der beduidendste organisten geschat. Behalve een theoretisch werk, zijn van hem vijf heften orgelstukken en een aantal tusschenspelen , ten gebruike bij Psalmgezang, gedrukt geworden. Zijn dood schijnt op 't einde der vorige eeuw gevolgd te zijn.

126. Joseph Anton Xaver Auffraann

gaf in het jaar 1754 te Augsburg drie orgel-concerten uit, onder den titel van «Triplex concentus organicus," welker verlies te meer te bejammeren is, daar ons voor deze soort van vrije behandeling des orgels van dien tijd zoo bijzonder weinig materiaal is onder de oogen gekomen.

127. Johann Friedrich Agricola,

een der lievelings-kapelmeesters van Frederik de Groote, is te Dobitschen in het Altenburgsche den 4. Januarij 1720 geboren. Zijne muzikale opleiding, welke reeds in zijn ouderlijk huis begonnen was, zette hij te Leipzig, waar hij zich voor zijne studie in de regten ophield, bij Joh. Seb. Bach, en (sedert 1751) te Berlijn onder Quanz, voort. Aan den naam van een goed organist paarde hij (1751) door eene op het kon. theater met veel bijval gegeven opera, waarop later nog anderen volgden, die van een geliefden opera-componist, zoodat Frederik de Groote hem vervolgens in zijne kapel opnam en hem tevens na Graun's dood (1759) derzelvcr directie opdroeg. Hij kwam deu 12. November 1774 te overlijden. Behalve verscheiden opera's en kamer-concerten, geestelijke cantates en psalmen, eene gedrukte bewerking van 5 koralen, coutrepuntisch , in octavo, vervaardigde hij verscheiden muzikale schriften en leverde eene overzetting van Tosi's «Anleitung zur Singkunst;" (Berlin , 1757). Gelijktijdig nam hij deel aan de door Sulzer uitgegevene Theorie der schoonekunsten, als ook aanAdlung's »musikalischer Gelehrtheit," waarvoor hij vele artikels leverde. Zijne hoofdzakelijke bezigheid in dienst van Frederik de Groote bestond in de schriftelijke uitvoering der compositiën van den koning, welke doorgaans bij de melodie eene woordelijke aanwijzing voor den bas enz. bijvoegde.

128. J. Philipp Kirn berger.

Deze te regt hooggeschatte theoreticus, de zoon eens schrijnwerkers, is den 24. April 1721 te Saalfeld in Thuringen geboren. Hij maakte zijne muzikale studiën