8

Niettegenstaande de zangeres een zeer zwak geluid bezit, en hare voordragt, uit een aeslhetisch oogpunt beschouwd , daarom niet geheel kan bevredigen , wijl zij de karakters en gevoelens, die in de compositiën zijn gelegd, geheel ter zijde laat liggen, om slechts eene technisch gladde, afgeronde en smaakvolle Leistung in de plaats te geven — toch heeft zij, door dat bijzonder gekuischte in hare uitvoering, zoowel als door het ongekunstelde, lieftallige en innemende harer verschijning een algemeen gunstigcn indruk gemaakt. Hare roulades en versierselen , vooral in Meijerbeer's schaduwdans , waren bij uitstek zuiver, net en beschaafd. De kunst van zingen verstaat zij, in dat opzigt, volkomen.

Zoodra men den heer Jacquard eene phrase heeft hooren voordragen , is men geneigd hem voor een degelijk , doorkneed kunstenaar te houden. De soliditeit spreekt uit al zijne verrigtingen; want terwijl Lij kracht en coloriet aan een onberispelijk achevé in zijne voordragt paart, onthoudt hij zich van alle overdrijving en charlatanerie , anders zoo algemeen bij de vertegenwoordigers der Fransch-Belgische school. De kennismaking met het concert van Molique was op zich zelf interessant, al beantwoordde de compositie niet aan veler verwachting. Aanleg en stijl zijn degelijk, maar het geheel is te uitvoerig eu niet altijd boeijend. Het eerste deel althans is van droogheid en monotonie niet vrij te pleiten; Het effect van de aangehouden noten der contrebassen bij de cadenz is daarin aardig en nieuw. Het andante klinkt nog al sterk Mendelssohnsch en het finale heeft een eenigzins triviaal dans-karakter. Voor den virtuoos, wiens keuze hem daarom niettemin tol eer verstrekt, was dit concert niet zeer dankbaar. Ook was het instrument, door den heer Jacquard bespeeld, vrij dun van toon en heeft dit het effect van zijn spel niet bevoordeeld. Hij gaf vooral door de fantaisie van Servais veel genoegen en werd, even als de zangeres en de fluitist, met levendige toejuichingen en terugroeping vereerd. De heer Folz heeft een fraaijen, misschien van tijd tot tijd wat te veel vibrerende toon; vlugheid en smaak ontwikkelde hij in hooge mate. Ziedaar, immers alles wat men van fluit-solo's kan eischen en zeggen !

De uilvoering der bevallige symphonie (de zoogenaamde Italiaansche) en van de gefugeerde C-dur ouverture was zeer verdienstelijk. Over 't algemeen hadden wij in de tempi der eerste wat meer zuidelijken gloed gewenscht. De Obéron liep zoo voortreffelijk van stapel , dat zij al-

gemeene geestdrift wekte.

UTRECHT.

Concert ten voordeele van het Utrechlsche orchest, gegeven door het Utrechlsche orchest onder de leiding van den heer K u ff e r a t h , met welwillende medewerking van de Utrechtsche Mannenzangvereeniging, den 1. December 1860.

Programma. Ouverture Jessonda, van Spohr. Fantaisie caprice voor viool, van Vieuxtemps, uit te voeren door den heer C. Coenen, kapelmeester der Dd. schutterij. Koor uit de Fidélio, van L. v. Beethoven, te zingen door de Utrechtsche Mannen-Zangvereeniging onder de leiding van den heer C. Coenen. Ouverture van C. Coenen , opgedragen aan de Vereeniging voor Utrechts muzikale belangen , onder directie van den componist. Tweede deel. Concertant voor 4 violen, van Maurer, uit te voeren door de heeren Dahinen,

Craeyvanger, J. Haak en Coenen. Le Tombeau du Christ, van Terry, te zingen door de Utrechtsche Mannen-Zangvereeniging. 5e Symphonie van L. van Beethoven.

Dit concert werd door de Vereeniging van Utrechts muzikale belangen ') geaplaneerd en door derzelver bemoeijingen in de zaal van het gebouw voor kunsten en wetenschappen gegeven; waarschijnlijk met het doel eener vergoeding voor den tijd door HH. musici gedurende den afgeloopen zomer aan een achttal oefeningen en twee concerten in Tivoli en later aan eenige oefeningen in de kleine concertzaal, altoos onder directie van den steeds ijverigen muzijkdirecteur, den heer Kufferath, besteed , en daarvoor zeer onbeduidend gehonoreerd, en daarenboven, om den volke de aangekondigde vorderingen van het stads-orchest te doen hooren. Het eerste is als bijna geheel mislukt te beschouwen; de inteekenaren waren geen honderden en het auditorium in de zaal was gemakkelijk telbaar. Alzoo weinig belangstelling cn , na aftrek van de noodige kosten voor huur der zaal etc. etc. een slechte ontvangst. Kon men echter iets beters verwachten? Heeft de ondervinding dan dien heeren nog niet geleerd' dat het Utrechtsche publiek niet naar de concertzaal stroomt, tenzij het daar iets zeer buitengewoons in orchest en solo's meent te zullen hooren en dan nog zeldzaam bij het begin eens concert saisoens ? En was het programma wel van dien aard dat men zich daardoor onwillekeurig naar dat concert voelde heentrekken? Bevatte het, behalve de nog onbekende ouverture van den heer Coenen, wel iets nieuws dat de belangstelling kon opwekken? Immers, de zang der pas weèr in het leven getreden en uit meestal nieuwe echter geene schoone middelen bestaande Utrechtsche MannenZangvereeniging in het geheel niet. Ten einde dit ligchaam de vereischte schoonheid, de onmisbare beschaving in den zang bereike, zal het in fraaije stemmen en goed zingende leden moeten toenemen, en onder j de leiding van den heer Coenen zich voortdurend met ernst dienen te oefenen. — En nu de vooruitgang in executie? Evenmin als bij alle de drie voor u liggende concert-programma's geene nieuwe symphoniën en ouvertures (behalve die van den kapelmeester) worden aangetroffen , was er geene merkbare vooruitgang in het ensemble sedert het laatste concert in het voorjaar van 1860 hoorbaar, echter, door de gehouden zomer-en herfstoefeningen ook geen achteruitgang, zoo als de laatste jaren, toen het orchest zich des zomers bijna nimmer vereenigde en het zamenspel daardoor zeer verloopen moest. Niemand meer dan wij zou zich daarin verheugen, maar zoo lang eenige artikelen der wet van het Collegium musicum Ultrajectinum betreffende de orchestrale uitvoeringe nog gelden en men het beginsel van admissie van matige dilettanten in ons orchest nog huldigt en zich niet tot enkele uitstekende bepaalt, is er geene ware, maar slechts fictive vooruitgang denkbaar. Liever een klein maar duchtig zamengesteld orchest dan eene niet voortreffelijke massa. En dan dat surplus in de fluiten , hobo's , clarinetten , fagotten ! ? In welk goed geordend orchest zal men zoo iets vinden? «Die Masse kann es doch wahrlich nicht thun, obwohl sich damit immerhin einem gewissen Theile des Publicums Sand in die Augcn streuen lasst." Jammer, want ons orchest

\) Nadat het concertsaizoen zal geëindigd zijn en wij de handelingen dier vereeniging genoegzaam zullen hebben gade geslagen, stellen wij ons voor daarover het woord te voeren. Ook uit een historiëel oogpunt beschouwd, moet die taak vervuld woideu.