54E JAARGANG AUGUSTUS 1939.

MARINEBLAD

MAANDBLAD VAN DE MARINE VEREENIGING

£)& mdediy'my mn Iflede%lcmdfrck4vidië em

DOOR J. F. W. NUBOER, Luitenant ter zee der le klasse

'ie „maritiem" zegt, denkt aan de zee. Wat is de zee,

wat beteekent zij voor ons.' Jtioe kan men zeggen, aai de verdediging van een landgebied een vraagstuk zou

zijn van de zee?

Ziedaar twee vragen, waarvan de beantwoording nauw samenhangt en het geheele verschil tusschen maritieme- en landmacht-visie insluit, dat telkens bij de behandeling der defensievraagstukken van Nederlandsch-Indië in soms zeer scherpen vorm naar voren komt.

Voor de meeste volken van de oudheid, voor vele primitieve volken ook thans nog, beteekent de zee niet anders, dan het einde van het land. Die eindelooze waterplas was een groote onbekende, een vijandig gebied, dat slechts rampen baarde in den vorm van overstroomingen en stormvloeden en nu en dan invallen van zeevarende volken. De zee was vijand.

Alle moderne volken hebben evenwel geleerd de zee aan zich dienstbaar te maken. Men heeft geleerd schepen te bouwen, de zeevisscherij en de zeevaart hebben zich ontwikkeld en de laatste is in het leven der volken een rol gaan spelen, welker grootte men niet kan overschatten. Want de zee is regel op den aardbol, het land is uitzondering. De zee omspoelt met haar eindelooze oppervlakte alle continenten, zij verbindt alle riviermonden, die weer een waterweg bieden tot diep in bijna alle landen. Bedenkt men daarbij, dat het water een groot draagvermogen heeft en weinig weerstand biedt tegen de voortbeweging, zoodat het vervoer van groote lasten over het water veel voordeeliger kan geschieden dan over land,

Commissie van Redactie: J.W. G.VAN HENGEL, VOORZITTER; A. H. I. KRAMERS SECRETARIS; J. N. SLUIJTER; J. K. MULLER; L. A. H. ROMBEEK EN F. A. TOURS

31