Marineblad

Ook Bulgarije is vermoedelijk niet dadelijk te bewegen tot een actieven militairen steun aan de as, hoezeer het ook nog steeds hoopt op herziening van zijn grens.

Wat Zuid-Slavië betreft klinken de Italiaansche en Duitsche vriendschapsbetuigingen al zeer wonderlijk. Nog slechts weinige jaren geleden was Italië de aartsvijand van Zuid-Slavië en de vermeestering van Fiume door d'Annunzio kan nog niet geheel vergeten zijn. Voorts heeft de Anschlusz aan Berlijn de erfenis van Weenen gebracht, ook ten opzichte van de Balkan-politiek, die steeds in botsing was met Zuid-Slavië. Ook van Zuid-Slavië is dus niet meer te verwachten dan een door de halve militaire omsingeling afgedwongen, welwillende neutraliteit.

Wat Spanje betreft scheen een betere kans te bestaan tot een militair bondgenootschap te geraken, vooral voor Italië, nu de fascistische partij in Spanje de leiding der zaken in handen heeft gekregen en Italië kan wijzen op den grooten steun, vooral aan menschen, dien het heeft geleverd in den burgeroorlog. Toch heeft het recente bezoek van minister Ciano aan generaal Franco tot nu toe niet meer opgeleverd, dan betuigingen van den laatste, dat Spanje vrede noodig heeft om zich van den burgeroorlog te herstellen. Ook in dit strategisch uiterst belangrijke gebied is dus voor de as voorloopig niet meer te verwachten dan welwillende neutraliteit.

In Europa staat de as dus voorloopig alleen tegenover de „Einkreisung". Deze omvat thans Engeland, Frankrijk, Polen en Turkije, met als mogelijken aanhang Roemenië en Griekenland. De pogingen van Engeland, om ook Rusland in dit defensieve blok te betrekken, zijn tot nu toe mislukt. Men krijgt den indruk, dat de Sovjet-regeering de onderhandelingen moedwillig op de lange baan schuift, omdat zij in werkelijkheid niet van zins is zich aan eenige groepeering te binden. Het is niet onmogelijk, dat de Duitsche berichtgevers gelijk hadden, toen zij bij het aftreden van Litvinov beweerden, dat dit was te wijten aan tegenstand van het Roode leger tegen militaire verbintenissen, die Rusland in een oorlog zouden kunnen storten, aangezien het Roode leger voorloopig niet in staat is oorlog te voeren. Inderdaad kan men niet alle Opperofficieren en eenige duizenden lagere officieren van een leger liquideeren, zooals in 1937 en 1938 in Rusland schijnt te zijn geschied, zonder het leger als geheel te demoraliseeren en ongeschikt te maken voor den oorlog.

Bovendien moet Rusland ook ernstig rekening houden met een bedreiging in het Verre Oosten, waar sedert medio Mei een verwoede grens-oorlog is uitgebroken op de grenzen van Buiten-Mongolië en Manchukuo.

Deze grensoorlog leidt de gedachte naar het derde groote lid van

970