Marineblad

dwongen werd achter de vijandelijke linies te dalen. Sedert dien eersten vuur-overval waagden de vliegtuigen in dien sector zich niet meer beneden de 4000 meter, omdat zij op zoo groote hoogte meer kans hadden door voortdurende hoogte-veranderingen het afweervuur te ontwijken. Toch werden in die periode 80 % der „roode" vliegtuigverliezen aan het afweergeschut toegeschreven.

De luchtmacht-aanhangers beweren nu, dat deze batterijen aan land wel zeer nauwkeurig kunnen schieten, maar dat een bewegelijk opstellingsvlak van een schip het vuur veel minder nauwkeurig maakt. Dit is in zijn algemeenheid natuurlijk waar, maar men bedenke wel, dat een schip niet altijd zeer bewegelijk is en dat speciaal een groot schip weinig en rustig beweegt, terwijl voorts middelen zijn gevonden om de richtmiddelen en zelfs de geschutsopstellingen te stabiliseeren, zoodat zij de scheepsbewegingen niet volgen. Het afweervuur van een schip mag dan geen 40 % trefkans opleveren, maar op een hoog percentage mag men wel rekenen. Daarbij komt nog, dat een oorlogsschip buitengewoon veel luchtafweergeschut draagt. Zoo beschikt alleen het Fransche Atlantische eskader over de volgende zware luchtafweer-vuurmonden: 27 van 15.2 cm, 51 van 13.8 cm, 32 van 13 cm, 8 van 10 cm, 24 van 9 cm en 22 van 7.5 cm, in totaal 164 stukken. Als men dit getal vergelijkt met de 500 a 600 stukken van 9 cm en 100 van 13 cm, die men noodig acht om geheel Frankrijk tegen luchtaanvallen te beveiligen8), dan is de uitspraak van een Engelschen minister van marine begrijpelijk, dat de vliegers in het slagschip „the least attractive target" zouden vinden.

De oorlogservaringen stemmen met deze uitspraak volkomen overeen.

Om te beginnen was het vliegtuig in de laatste jaren van den wereldoorlog reeds tot een zeer bruikbaar wapen ontwikkeld, hetgeen wel blijkt uit het feit, dat Frankrijk in 1918 beschikte over niet minder dan 15.342 vliegtuigen (waarvan 4.511 in eerste lijn), Engeland over 22.171 vliegtuigen en Duitschland over ruim 20.000 vliegtuigen9). Toch was de invloed van het bomvliegtuig op den zeeoorlog gering en werden in den geheelen oorlog slechts de volgende schepen door vliegtuigaanvallen vernield:

9 Duitsche, 1 Engelsche en 1 Fransche onderzeeboot;

1 kleine Duitsche torpedoboot (A-13) in de haven van Ostende;

1 Turksche torpedoboot (Yadigar) in de haven van Konstantinopel;

1 Russische torpedoboot (Stroiny) die in de Irbenstraat gestrand was.

Dit is wel een zeer mager resultaat. Aan luchtaanvallen op de havens aan de Adriatische zee ontbrak het overigens niet. Zoo werd Pola van Juni 1917 tot November 1918 niet minder dan 28 keer aan-

1058