De Weermacht voor het behoud van den Staat

verdubbeling der huidige klein-materieel-vloot te bemannen, want deze verqt niet alleen naar verhouding veel meer personeel aan boord en aan den wal, doch bovendien veel meer technisch-gespeciahseerd en leidend personeel. Ditzelfde geldt in nog ernstiger mate voor een eventueele verdubbeling der huidige luchtvloot voor Marine en Leger. Zware schenen vereischen een blok van personeel, gemiddeld minder kostbaar en gemakkelijker verkrijgbaar, dan de bemanning van welk kleiner scheepstype ook, om van personeel voor den vliegdienst maar niet te spreken.

Het kan nuttig zijn in dit verband aan een historisch feit te herinneren In Mei 1665 bemande Johan de Witt uit een bevolking van nog oeen millioen Nederlanders een vloot met 21.600 man. Wanneer w.j thans uit een bevolking van 8.000.000 zielen alleen in het moederland, nog geen 18.000 man kunnen bijeenbrengen, beteekent dit wel een zeer ernstige aanklacht tegen ons volk.

Men kan als rechtgeaard Nederlander aan deze zelfbeschuldiging niet mede doen!

Tenslotte komt men veelal in bedekte termen aandragen met het „machteloosheidsargument".

Het komt neer op de volgende redeneering. Wanneer wij b.v. 3 slagschepen hebben, kan onzen vermoedelijken tegenstander er „gemakkelijk" 6 of 8 tegenoverstellen en dan zijn we nog machteloos.

Dit argument verwaarloost een paar feiten.

le Riskeert de tegenstander in dat geval zijn voornaamste politieke instrument, waarop zijn geheele maritieme positie steunt Dit beteekent altijd een enorm waagstuk voor eiken tegenstander. Het maakt den strijd om Indië b.v. direct tot een eerste-rangs zeeoorlog, hetgeen voor ons van enorme beteekenis is.

2e Behouden wij het meesterschap ter zee in de eigen wateren, zoolang hij zijn slagvloot niet inzet. Wij maken in dit geval een onderneming tegen ons gebied op eenigszins uitgebreide schaal onmogelijk.

3e Heeft een zeegaande vloot met een kern van slagschepen offensieve en dus bondgenootschappelijke en preventieve waarde m elk oorlogs- of neutraliteitsgeval, waarbij onze belangen op het spel staan.

Het merkwaardigste van deze onmachtstheoretici is echter dat zij wel de quaestie der sterkteverhoudingen te berde brengen als argument tegen onze zeegaande vloot en niet tegen de middelen voor regionale en territoriale verdediging. Wanneer men geen behoorlijke zeegaande vloot heeft, kan de vijand toch aan leger- en luchtmacht over zee voeren wat hij wil en worden b.v. de sterkteverhoudingen voor ons Java-leger'en luchtwapens nog heel wat ongunstiger, dan zelfs voor de huidige zeegaande vloot.

1107